Het leven begint met een huilbui en als je blauw wordt geven ze je een tik op je billen, zodat je gretig het eerste geschenk in je bestaan opneemt. Adem. Daarna volgt een lange reeks cadeautjes, waarvan de meest gedenkwaardige waarschijnlijk is dat als je glimlacht de wereld teruglacht. De mensen die van je houden zien hoe snel je leert en alle geschenken aanvaardt alsof je al voor je geboorte wist dat het allemaal zou komen. Je groeit, kan en weet steeds meer, zelfs wat de hoofdstad van Slowakije is ook al zal je die nooit bezoeken.
De verjaardagen volgen elkaar in steeds hoger tempo op. Je herinnert ze je niet meer als afzonderlijke dagen. Alleen mijn tiende verjaardag kan ik me nog goed voor de geest halen. Ik had me bedacht dat als je tien jaar wordt je tien vriendjes uit mag nodigen. Mijn moeder was later boos en herinnerde me eraan dat ik drie jongens uit mijn klas mocht inviteren, maar de fles limonadesiroop bleek nog vol te zijn en er waren genoeg biscuitjes. Misschien had ik helemaal geen gedachten en kon ik niet weigeren, zei daarom tegen iedereen die me vroeg ‘mag ik op je verjaardag komen’ ja en was ik verbluft over hoeveel vrienden ik ineens had. In die tijd gaf je elkaar een cadeautje ter waarde van een dubbeltje – tien cent – en dat betekende een rolletje drop of twee pakjes kauwgum, maar Eelco had tien losse centen voor me meegenomen en was daar een van kwijt geraakt zodat we gedurende mijn partijtje voortdurend naar een cent zochten om de ontroostbare Eelco weer gelukkig te maken.
Later volgen de jaren van de vanzelfsprekendheid. Je krijgt zoveel dat je gaat denken dat het allemaal normaal is wat je ontvangt. Het is zo normaal voor je dat als je iets wat je wilt niet krijgt, je verontwaardigd bent of zelfs boos. Gedurende de periode van overvloed hebben we zoveel gekregen dat veel mensen zijn gaan denken dat hun idee van normaal de vervanging van het woord van God is. Hun normaal werd een geboorterecht waarvoor je niet dankbaar hoeft te zijn. Normaal is de vloek van onze samenleving geworden, want we zijn vergeten dat als je geboren wordt er niets is waar je naam op staat en je blij moet zijn met alles en dat leren delen belangrijker is dan leren bezitten.
Pas veel later ga je ontdekken wat de betekenis van al die mooie geschenken was, hoe blij je moet zijn met de eerste vriendschappen, met de eerste kus van je levenspartner, met de onhandigheid als je hem of haar duidelijk wil maken hoe groot je liefde is, de schram op de knie van je kind dat van zijn fiets is gevallen en dat jij hebt mogen troosten, met je vader’s arm om je schouder bij een begrafenis, de witte zakdoeken die je moeder je elk jaar geeft voor het geval je moet huilen.
Tegen die tijd ben je er ook achter gekomen dat het allemaal voorbij gaat en dat je alle cadeaus weer in moet leveren, stuk voor stuk. Je hoort het in de spreekkamer van een arts of begint het te begrijpen als je ’s morgens je onderbroek aan probeert te trekken en niet meer ver genoeg kunt buigen om de procedure zonder problemen te laten verlopen. Je steunt aan een kant tegen een muur en gooit je ondergoed alsof het een lasso is met de andere hand over je uitgestoken voet. Als het er een keer overheen is komt de rest van zelf. Je levert de gift van de soepelheid in, die van de snelheid, die van de tijd het idee dat er nog veel zomers met strandwandelingen zullen komen, dat je zult weten of je kleinkinderen gelukkig getrouwd zijn en je moet tevreden zijn met wat je nog hebt. Maar omdat je ook je geheugen in moet leveren, weet je niet meer dat je zoon gisteren op bezoek was en je vraagt je af waarom hij nooit komt. Laatste adem.
Artsen vragen zich af of ze wel antwoord moeten geven op de vraag ‘hoe lang heb ik nog dokter?’ Niemand weet het, want we zijn allemaal verschillend en een uitspraak in maanden of jaren kan niet iedereen hanteren. De een zal jaloers kijken naar de mensen die nog in een levensfase zitten waarin ze vrolijk al die cadeaus aan het uitpakken zijn. Een ander glimlacht omdat hij blij is dat zijn geliefden nog niets in hebben hoeven leveren. Alleen komt er een dag ze jou terug moeten geven. Dat is voor hen weer een cent van hun dubbeltje af.
Je ontroert me weer. Trefzekere woorden. Prachtig
Ik weet niet meer hoe vaak ik sinds vrijdag gekeken heb, of je al een ‘stukje’ had geschreven, nu heb ik het dan eindelijk tot me kunnen nemen, oef…even slikken, want elke keer dat er een cent afgaat, en hoe moeilijk en verdrietig dat ook is, ben ik nog wel steeds degene met de overige centen in de hand, alleen hoe lang, dat weet niemand inderdaad.
Een 10 met een griffel!
Wauw Ivan, wat ‘n prachtige column wederom! Wat ‘n geweldig concept: de geschenken die je krijgt en ook weer moet inleveren! Dat is zó waar, besef ik nu ik ook in de inlever-fase zit…
P.S.: “Het is je kind, DAT…” (mag dat hier?)
DAT mag. Dank
Mooi geschreven en verwoord!
Alweer n stuk met de diepte van de Fillipijnentrog. Mijn dank ❤
Het is zoals je zegt, hoe weet iemand hoelang je leven nog is, hoelang je nog adem hebt, als je geboren wordt, heb je adem tot zeker tachtig jaar, maar als die adem stopt, als je pas een jaar oud bent, dan geloof je het niet dat jou leven ophoud. Maar mijn nicht 40 jaar heeft 2 jaar geleden te horen gekregen dat haar leven zou ophouden juni 2016, maar haar leven gaat nog steeds door, nu is ze met haar lief op vakantie, een cadeautje dat ze niet meer had verwacht, na deze vakantie verwacht ze nog meer levens cadeautjes, dus mijn vraag is waneer stopt haar adem. Geen antwoord. Groetjes. Annie en Robbert.
Jij hebt het goed verwoord Ivan. Niemand weet hoe lang iemand nog te leven hebt bij de diagnose en de aanpak van de metastasen bij kanker.Het heeft m.i. totaal geen zin en meerwaarde te weten wat de statistieken zeggen over de overlevingskansen. Leef met de cadeautjes die het leven je geeft elke dag en ieder moment. Een goed verhaal Ivan.