Op 30 november vierde Nederland het grote kankerfeest. Het Koningin Wilhelmina Fonds bestond honderd jaar. Aanvankelijk was het me een beetje ontgaan, maar dat veranderde snel op die zaterdagochtend. Een dag lang viel er niet aan te ontkomen. Kanker had zwarte Piet en de afhaalchinezen volledig uit de Top-Tien ´wat houdt Nederland bezig´ verdreven. Er was even geen populairder onderwerp voorstelbaar dan kankerhashtag.

De Volkskrant bracht een hele weekendbijlage vol kankerverhalen en Muhkerjee, de ´Keizer aller ziekten´ zelf, was ´s avond te gast in een praatprogramma op de televisie. Het werd me spoedig duidelijk: we voeren een oorlog tegen de kanker en zijn daarbij aan de winnende hand mits we genoeg geld bij elkaar krijgen. Iedereen die iets overmaakt is een strijder, een soldaat, een held. Laat je snor maar staan, doe een lintje op je revers en je verricht een wapenfeit. Zo krijgen we de kanker samen de wereld uit.

Bij google zocht ik nieuwsgierig naar wat deze oorlog allemaal teweegbrengt. Voor zeshonderd euro per persoon een diner met als tafelgenoten kankeronderzoekers. Ik weet niet welke berg ze opgereden zijn, maar de leden van de fietsclub in een plaatsje waarvan ik nog nooit gehoord had hadden al trappend en afziend bijna 50.000 euro verdiend ´voor de kanker´. Er was een dansfeest georganiseerd, waarvan de opbrengsten naar de Cliniclowns zou gaan, want die doen veel voor kinderen met kanker. Het feest kon uiteindelijk echter niet doorgaan. De techno klinkt niet zo goed als er naast de DJ een verklede hulpverlener met een clownsneus staat.

Elke BN´er heeft zich al wel met een kankersoort verbonden. Van welke kanker bij jij de ambassadeur? Van de baarmoedermond of van het baarmoederslijmvlies? Die ambassadeurs moeten stralen van leven, mogen er niet ziek uit zien en zijn bij voorkeur blond. Dat is niet omdat Nederland racistisch zou zijn. Wel nee, het is puur zakelijk. Mensen uit de wereld van liefdadigheid hebben me uitgelegd dat je dan meer geld ophaalt omdat de kijker/gever zich liever met een door-en-door gezonde blonde kankersoldaat identificeert.

Ga naar kijkkankerdewerelduit.nl en alleen al door het filmpje dat je daar ziet te bekijken draag je een steentje bij, want voor elke klik doet de verzekeraar een euro in een potje en in tegenstelling tot Trijntje heeft Ditzo wel een maximum genoemd: één miljoen. De verzekeraar heeft zakelijk inzicht want de naam wordt nu vaker genoemd dan wanneer er elke avond zo´n suf filmpje op tv te zien is. Zou het reclamebureau dat nu gratis bedacht en uitgevoerd hebben? Daar moet ik vaak aan denken. Toen ik in 1978 in Bangladesh werkte en mijn best deed om te helpen bij de aanpak van die Siamese tweeling – ziekte en armoede – vroeg een werkeloze Bangladeshi met universitaire opleiding of het werk dat ik deed goed verdiende. Hij wilde ook weten of je daar een levenslange carrière mee had en je pensioen ermee kon halen. “So you need the poverty of these people for your living”,  concludeerde hij met zijn zangerige Zuid-Aziatische tongval. Hoeveel mensen zijn inmiddels voor hun inkomen, de pianoles van hun kinderen, de tweede vakantie voor het gezin afhankelijk geworden van de oorlog tegen kanker?

Ik werd gedurende deze kankerweek door een vriendelijke dame van een tv-programma gebeld met de vraag of ik aan een debat mee wilde doen. Het ging over de vraag: moeten mensen met kanker die ´uitbehandeld´ zijn nog dure medicijnen krijgen die hun leven slechts enkele maanden verlengen? Omdat ik die zelfde dag al op tv voor iets anders was leek me dat geen goed plan. Dat is overexposure en de kijkers zouden nog gaan denken dat ik overal verstand van heb en dat is niet zo. Ik wist wel wat ik in dat programma zou willen zeggen. Dat een samenleving waar mensen met elkaar moeten uitvechten wie recht op behandeling heeft voor het laatst gezien werd in de Middeleeuwen. De echte vraag is: waarom zijn die medicijnen in de eerste plaats zo idioot duur? Ik denk omdat de pianoles van zoveel kinderen ervan betaald moet worden.

Er zijn grofweg twee soorten mensen in de wereld: mensen die kanker hebben en de anderen die er doodsbang voor zijn, want als gezelligheid de boventoon voert en de dood onwelkom is, verandert IJzeren Hein in Mr K, staatsvijand nummer één. Die kijken we enthousiast de wereld uit met dramatische verhalen, acties, onderzoeken die ons doen geloven dat het zal lukken.

Omdat ik kanker heb raak ik van slag als ik merk dat mij bijna het taalgebruik en de beleving van de marketeers van kankeroorlog wordt opgedrongen. Als we nog niet dood zijn, zijn we niet bezig met overleven hoor, maar met leven. En de berg op fietsen tegen kanker, dansen voor leven, een bord met eten van zeshonderd euro, het mag allemaal best, maar laat me voor alle zekerheid benadrukken: het heeft niets met kanker te maken. Het gaat om angst voor de dood van de mensen zonder kanker. En die angst dreigt ons gewone jongens en meisjes met kanker te gijzelen in een circus waarin we ons niet thuis voelen.