‘Dat was het lichtste prikje dat ik ooit gehad heb,’ zei ik tegen de mevrouw die me deze week bloed afnam. Het is omdat ik goed oplette dat het me überhaupt opviel. Ze kwam uit alle delen van de wereld, waaronder Nederland en glunderde trots.

Vrolijk liep ik naar de apotheek van het ziekenhuis om weer vier grote dozen met medicijnen op te halen. Volgende keer moet ik eraan denken dat ik net zoals ik bij de supermarkt doe een grote boodschappentas meeneem. Wat een enorm volume aan geneesmiddel moet ik vervoeren. Met een rode sticker op de verpakkingen wordt ervoor gewaarschuwd: Risicovolle stof. Wie weet explodeer ik zo maar en begrijpt niemand er iets van. Het ging toch goed Ivan. Jawel, maar alles kan. En het is zelfs mogelijk dat ik oud word. Zelf verbaas ik me er soms over hoe ver ik al kwam. Alsof ik onkruid ben dat men vergat te snoeien toen het nog kon, maar dat nu zo lastig is te verwijderen dat niemand er nog aan begint. Zelfs de grim reaper niet. Ik leef maar door zo lang het kan, want ik heb nog een missie. Met mijn pen wil ik mee helpen de wereld op het spoor van haar eeuwige schoonheid en fantastische diversiteit te houden. Op tienduizend manieren wil ik nog ‘het kan anders, nee het moet anders’ schrijven. Misschien bereik ik echter toch het punt dat doorleven helemaal niet meer leuk is.

Er zijn heel wat redenen denkbaar waarom je niet verder wil. Deze week las ik een opiniestuk in het wetenschappelijke tijdschrift BMJ van Helen Salisbury, een Britse arts, die met haar erg oude patiënten praat over de mogelijke redenen dat ze ver in de tachtig of zelfs boven de negentig zijn geworden en ze adviseren haar vooral om maar niet zo oud te worden. ‘Don’t get old doctor,’ my patients often advise me. Wat een schitterende beginzin, die had ik wel willen bedenken.

Het belangrijkste advies dat Helen Salisbury in haar artikel overigens geeft is dat je moet zorgen dat je niet arm wordt, want het verschil in gezonde levensjaren tussen arme mensen en rijke mensen is 19 jaar. Maar leg dat maar eens uit in een samenleving waarin de armen steeds armer worden, vaker op straat belanden, meer moeite hebben de rekeningen te betalen, maar de beleidsmakers de ideologie van de maakbare mens aanhangen. Als het je niet lukt is het gewoon je eigen schuld, verzachtende omstandigheden bestaan niet. Je was niet zo slim, je had rotte ouders, je was op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Daar hoeft de burger toch niet voor op te draaien toch…

Maar om terug te komen op die intrigerende beginzin van Helen Salisbury. We laveren in de middeljaren tussen onze onhandige genen die niet in staat zijn ons tot oude leeftijd te beschermen en de leefwereld die ingericht is om mensen alle overproductie van de voedingsindustrie toch op te laten eten en drinken. We hoeden ons voor slechte gewoontes, van roken tot de minst effectieve manieren om met de stress van een 24 uurs economie om te gaan. Zo vermijden we voor een deel de infarcten en tumoren, de hersenbloedingen en ziekten van de ademhalingsorganen waardoor we nooit meer genoeg lucht krijgen. Na die tumultueuze tocht komen we ineens in onze overleefkajak in het meer van de ouderdom, van trutklachten en verlies van levensvreugde die het steeds moeilijker maken te participeren in het grote feest van de nieuwe kleren van de keizer, reisjes, vakanties, uitbundige seks. Ach… wij grijze levensgenieters.

Het wordt er niet leuker op. Natuurlijk moeten we leren om te schakelen van gelukkig naar tevreden, want dan passen we in het plaatje van de altijd glimlachende positieve oma’s en opa’s, maar eerlijkheid gebiedt te wijzen op de eenzaamheid die behoort bij het ontvallen van al je familieleden en vrienden en het steeds maar denken aan wat je toch mis gedaan hebt dat je zo oud moet worden.

Voorlopig negeer ik echter de woorden ‘risicovolle stof’ en kijk ik vol vertrouwen uit naar de ontmoeting met mijn kleindochters, een nieuw optreden van Marion en naar de lichtste prikjes van de wereld over drie maanden.