Meisjes die nu geboren worden halen de honderd. Bij jongens zal dat het geval zijn bij één op de drie. Dat is interessant nieuws tijdens de week van de dementie, waarin elke avond op de televisie te zien is hoe erg het is als je dement wordt en je omgeving niet meer met je om weet te gaan omdat je hersenen uit elkaar vallen. Wij worden gemiddeld elk jaar ouder, maar ook langer chronisch ziek: we lijden pijn en worden depressief. Vaak blijken er plaques in onze hersenen te zitten waardoor we het niet allemaal meer onder controle kunnen houden. Slechts een enkeling haalt het einde ongehavend.
“Uw moeder is eigenlijk te goed voor het verpleeghuis,” heeft de mevrouw van het tehuis gezegd. “Ze is altijd enthousiast, positief en doet overal aan mee.” Toch is zelfstandig wonen onmogelijk geworden omdat ze niet meer weet waar ze is en telkens weer haar jas aantrekt, haar looprek pakt en verdwijnt. Er moest ergens een deur komen die haar verhindert te verdwalen.
Mijn broer belt me. Hij is bij onze moeder. Ze is om half zeven na het avondeten naar bed gegaan. Weer een dag voorbij. Ze ligt te huilen. Soms heeft ze van die dagen. Nog zeven jaar dan is ze honderd. Zou ze dat willen? En wat wil ik? Vijfenzestig vind ik te weinig, want ik moet Helena die nu acht is nog van alles uitleggen.
Deze week heb ik mijn bloed laten prikken. Ik heb nu al drie maanden lang een medicijnpauze om weer een beetje mezelf te worden. Zal de PSA daardoor weer omhoog gegaan zijn en moet ik er weer aan geloven? Of is hij nog onder de twintig, de grens die mijn uroloog en ik hebben afgesproken, want dan kan ik het weer gokken om drie maanden zonder de testosteronstofzuiger in mijn lijf te leven. Die reinigt mijn bloed van al het mannelijke in me. Hoewel, mijn zenuwstelsel herinnert zich nog hoe een man zich gedraagt, weet uit romans en films hoe je het moet spelen.
Minstens twee keer per dag word me gevraagd hoe het gaat en ik besef dat ik door het publieke verslag van mijn leven met prostaatkanker waaraan ik elf jaar geleden begon niet aan kan komen met niemendalletjes. Dan had ik in mijn weekblog moeten zwijgen. Ik hoor mezelf zeggen dat het goed met me gaat ondanks kleine uitzaaiingen in een ribje, werveluitsteekseltje of heup. Ik betrap me er zelfs op dat ik vertel dat het beter dan ooit gaat. Ik schrijf, ik praat, ik lach, ik ga op vrijdagen met mijn kleindochters op stap, ik leer nieuwe mensen kennen, ik zie mooie films, ik lees fijne boeken, ik ben ontroerd bij het horen van muziek, ik maak foto´s, ik produceer samen met Marion een literair reisboek over Java en als er nog tijd over is denk ik na over de mooiste roman die ik ooit geschreven heb en waar ik nodig aan moet gaan werken. Ik ben nog niet van plan in bed te gaan liggen om op het einde te liggen wachten en besef dat ik het leven gulzig opslok, zoals ik vroeger als ik van school thuis kwam de volle fles karnemelk pakte, die aan mijn mond zette en in een teug leegdronk. Twee minuten proefde ik de karnemelk en daarna was het al weer voorbij. Het volgende was aan de beurt: naar buiten en voetballen tot het donker werd.
Je kunt niet genoeg leven zo lang je er nog bent. Stil liggen kun je daarna wel.
Helena herinnert me eraan hoe dat moet. Ze heeft op school getrakteerd vanwege haar verjaardag. Ze vertelt dat ze twee meisjes mee mocht nemen bij het rondgaan langs de klassen om de andere leerkrachten te trakteren. Een meisje begon te huilen omdat ze niet gekozen was. Ze zit ermee. De meesters en de juffen kregen geen satéstokjes met daarop spekkies, maar luxe chocolaatjes. Er zitten er nog vijf in het doosje. “Hoe zouden ze smaken?” vraagt ze terwijl ze de verschillende verpakkingen bestudeert. “Rood zal wel puur zijn,” zeg ik. “En die bruine met koffiesmaak.”
“We proberen het,” zegt ze. Helena geeft mij de bruine en neemt zelf een blauwe. Als we ze op hebben, pakt ze de doos opnieuw. “Deze is ook lekker,” zegt ze over haar tweede chocolaatje, “hoe is die van jou.” Omdat ik er opnieuw een met koffiesmaak heb genomen, hoef ik alleen maar te knikken.
“Vertel nog eens over de oorlog,” zegt ze en ik vertel over mijn oom Alfred. Hij hoorde dat er een razzia in de Beethovenstraat was en ging er snel heen om zijn spullen uit zijn kamer te halen en te vluchten. Terwijl hij weer op weg naar beneden was kwamen de Duitsers de trap op en hij zei tegen ze: “Als je die vent van boven moet hebben hoef je niet verder te gaan. Hij doet niet open.” Daarna liep hij zo rustig mogelijk de trap verder af. Hij bereikte bevrijd België, maar had zo´n heimwee naar de vrouw van wie hij hield dat hij de grote rivieren weer terug overstak naar bezet Nederland om een weekend met haar in een hotel in Den Haag door te brengen en daarna vluchtte hij opnieuw naar vrij gebied.
“Je kan je leven lang achter al je plannen aan rennen, maar uiteindelijk bepaalt het toeval wat er gebeurt,” zeg ik. “En de liefde is over alles de baas.”
“Wat een mooie zin zegt u daar opa,” zei Helena.
Als de uroloog straks belt en zegt dat de PSA goed is zal ik dat ook tegen hem zeggen. In het andere geval zal ik het laatste chocolaatje uit de doos halen die nog ergens in mijn auto ligt en het langzaam opeten.
Ivan, fijn dat je PSA goed was! Bedankt voor je positieve stukje.
Hoop voor je dat je het laatste chocolaatje aan een ander mag geven.
Heerlijk Antonverhaal, heerlijke zin die je zei, heerlijke Helena.
Hoop dat je nog heel lang het leven mag opslokken.
Ga je ons nu echt een week in spanning laten ,Ivan ?