Ooit waren we makke schapen die deden wat artsen ons zeiden te doen, maar ineens werden we mondig verklaard en moeten zelf beslissen. Het past in het idee dat alles wat er met ons gebeurt door onszelf wordt afgeroepen. Het komt met een stel nieuwe woorden.
Hadden we het vroeger over de kwetsbaarheid (vulnerability) van mensen, tegenwoordig leggen we veel meer de nadruk op de weer baarheid (resilience). In 2000 publiceerde ik nog een artikel over de ´vulnerabilities´ van migranten voor het Bulletin of the World Health Organization, waarin ik uiteenzette op welke manieren mensen die van het ene naar het andere land gaan belemmeringen ondervinden bij het voorkomen van ziekten en dat als ze ziek zijn ze allerlei problemen ondervinden bij het krijgen van zorg. Het maakt je kwetsbaarder dan andere mensen. Ik heb daar veel onderzoek naar gedaan, maar het lijkt of het niet meer bij deze tijd past. Nee, je moet juist uitgaan van de weerbaarheid van mensen. Hun veerkracht. Prima hoor, maar de een heeft betere veren dan de ander.
Ik heb goed nieuws voor mijn broeders en zusters uit Kankeronië want ook ten aanzien van kwaadaardige gezwellen lees ik steeds vaker over de weerbaarheid. Fijn, want we zijn ook behoorlijk sterk, maar soms begrijp ik het gewoon niet helemaal. Moet ik nu een mentale coach in dienst nemen om met mijn fiets de berg op te rijden? Hij ademt in mijn nek en moedigt mij aan: Het zal lukken. Het onmogelijke is mogelijk geworden. Je hoeft er alleen maar in te geloven. Jammer, mensen die pessimistisch en depressief zijn gaan het niet redden. Hoe maken we ze weerbaar?
Ik zal de zeven pilaren van dit oer-Amerikaanse geloof in het positieve aan u presenteren. Pijler nummer één is attitude, je houding. Geen slappe, bij-de-pakken-neerzitten houding. Gewoon optimistisch zijn, wat er ook gebeurt. Weer een chemo? Geen probleem, want als het er eenmaal weer op zit, dan weet je het niet eens meer. Regel twee: Bouw een goed netwerk van mensen om je heen, want dan kun je de stress die nu eenmaal hoort bij kanker beter aan. Derde principe van de weerbaarheid: Let vooral op de kleine positieve dingen. Metastase erbij? Vervelend, maar wat was de mevrouw bij de oncologiebalie aardig. Je komt zo vaak dat ze je herkende en vroeg `hoe gaat het nu met u?` De vierde: Beschouw alles wat je overkomt als een unieke mogelijkheid je verder te ontwikkelen en ervan te leren. Als je er veel van opsteekt kun je er misschien ook nog een boek over schrijven. Wel opschieten, want je moet het doen voor je dood bent. En vijf? Je moet vooral dankbaar blijven, want uit onderzoek blijkt dat dankbare mensen meestal gezonder zijn. Nummer zes is dat je nooit ´nee´ accepteert, want het is pas voorbij als je niet meer ademt. Doorgaan tot aan de rand van de kist. Nummer zeven tenslotte is dat je zowel positieve als negatieve gevoelens volledig toelaat en ervaart. Nou lieve weerbaarheidstherapeuten, maak je daar maar geen zorgen over, want leven met kanker brengt je vanzelf in een emotionele achtbaan.
Ik geef toe, zelf ben ik ook een geboren optimist en ben bang dat ik met die attitude ook dood zal gaan. Halleluja, wat leuk en leerzaam. Maar optimisme is niet iets dat in een luchtbel zit. Het is verankerd in de echte kankerwereld rondom ons. Optimisme zonder realisme maakt mensen aandoenlijk, maar ze tellen niet echt mee. Ik schrijf daarom mijn levensdevies weer een keer neer. Ik heb dat vast al eens eerder gedaan. Het is iets dat de Franse schrijver Chateaubriand ooit zou hebben geschreven. “Wees optimistisch in je hart, maar pessimistisch met je verstand.” Kort om, blijf hopen maar wees op alles voorbereid. Voor mij hoeven die zeven pilaren niet.
Er is warempel onderzoek naar gedaan. Mensen met deze houding – ik zal het maar even de Chateaubriandhouding noemen – doen het ´t beste. Dat is weerbaarheid zonder onnozelheid en geeft de meeste controle over je leven en het einde dat onvermijdelijk erop volgt. Dankzij die houding ben je zelfs in staat behandelingen te weigeren waarop je erg zou willen hopen, maar waarvan je weet dat ze niet zullen brengen wat je nodig hebt.
Ik stond even op het verkeerde been. Haha. Was dat schrikken. Alles is anders bij kanker. Ik ben ook anders. Voor de derde keer in 3 jaar kom ik kuren en de mevrouw van de koffie weet nog hoe ik de koffie graag heb. Dat is heel lief. Ik ga bij de uitschieters horen. Ik wil het, ik kan het en ik ga het doen. Lippenstift op en neus in de wind. Ik zweer bij Chateaubriand, hij was ook een overlever.
Waarom lig ik dan nu als een zielig hoopje helemaal brak in bed?
Beste Ivan,
Voor ons Europeanen hilarisch dat ongebreidelde amerikaanse optimisme! Kijk naar hun economie en je ziet hetzelfde: Consumptie is hun afgod en als er geen geld meer is om te kopen dan druk je het bij of leen je geld uit Azie, want aziaten, anders kun je hun producten toch niet meer kopen?
Je kan van nature nogal optimistisch van aard zijn en als je dat niet bent kun je jezelf inspannen om een positievere houding aan te nemen..
Dat doe je dan wel bewust, dus met je verstand. Je emoties, zowel de negatieve alsook de positieve, kunnen je behoorlijk in de weg zitten en daarom moet je met je verstand een balans zien te vinden.
Het boek “Stand-up filosoof” (Rene Gude en Wilma de Rek) en een interview daarover bij de VPRO met Rene Gude heeft mij persoonlijk als kankerpatient geholpen om me daar bewust van te worden en te leven in die specifieke wereld waarin je enerzijds niet de hele dag op de bank kan liggen roepende “ik ga dood….” en anderzijds ook niet kan doen alsof er niets aan de hand is. Ook vragen als “waarom ik?” helpen je niet.
Met kanker kom je telkens in nieuwe situaties terecht, meestal slechter, met een ander perspectief op de wereld en het leven van alledag. Het vergt een inspanning die je iedere keer weer moet leveren om in balans te blijven.