“Wat is dat leuk,” hoor ik op de gang van het verpleeghuis als ik op weg naar haar toe ben om haar op te halen. De stem is onmiskenbaar die van mijn moeder en komt uit de gezamenlijke eetkamer. Ik zal nooit te weten komen wat ze zo leuk vindt, want als ik het zodra ze bij me in de auto zit vraag zal ze het vergeten zijn. Ze vindt meestal alles wel leuk, ook dat ik haar nu kom halen. “O, wat een verrassing.” Voor wie snel vergeet komt alles onverwacht.

Ik herinner me wel wat ze niet leuk vond. Dat ik een slechte eter was, dat ik het raam uit klom om ´s avonds nog met mijn vrienden te spelen terwijl ik na het avondeten niet naar buiten mocht, dat ik mijn haar liet groeien, dat ik – maar dat begreep ik pas later – uit haar leven weg gleed omdat ik mijn eigen gang ging, terwijl zij terug verlangde naar de kleine verlegen jongen, die ze uren lang voorlas uit Winnie de Pooh en andere berenboeken. Maar verder is alles leuk.

Net als zij probeer ook ik alles leuk te vinden, want je moet toch door de nare dingen heen. Zorg dan maar dat je ze naar je eigen hand zet, dan ben je nog een beetje de baas. Dat heb ik van haar. Van haar heb ik geleerd wat onaangenaam is of wat niet gebeurd had mogen zijn hardnekkig uit mijn geheugen te verwijderen. Dat is overzichtelijker voor de hersenen. Die blijven dan langer goed functioneren.

Mijn moeder hield van lezen. Zij had dat weer van haar vader en ik was er ook gek op. Bij mijn moeder lag altijd een boek op haar tafeltje met daarin een boekenlegger, zelf gemaakt of een ansichtkaart die haar dierbaar was. Tot een jaar of drie geleden vroeg ze als ze bij me op bezoek was “Heb je nog wat voor me te lezen?” Dan gaven Marion en ik haar een stapel boeken mee, die ze bij een volgend bezoek terugbracht. Heel af en toe zei ze “Die was prachtig” en vaak was het dan precies een boek dat Marion had aangeraden, maar waarvan ik me afgevraagd had of het wel iets voor haar zou zijn.

Toen op mijn vierde mijn moeder een tweeling kreeg was er minder tijd om te lezen en voor mij. Het zal er wel aan bij hebben gedragen dat ik schrijver werd. Telkens kwam ik een boek bij haar brengen en daar schreef ik in mijn mooiste handschrift ´Voor mijn lieve moeder´ in. Ze las het, gaf nooit commentaar, liet het nog een tijdje liggen, maar zette het uiteindelijk  in haar boekenkast. Ze had een behoorlijke plank met boeken van Marion en mij.

Ze leest niet meer. Voor ze naar het verpleeghuis ging lag er altijd wel een boek op haar tafeltje, maar het was de laatste tijd steeds het zelfde boek. Een meisjesboek uit haar jeugd. In het verpleeghuis is geen plaats voor een tafeltje en ook de boeken zijn weg.

Ik wil nooit in een verpleeghuis terechtkomen. Om dat te voorkomen en ook dat de prostaatkanker mij de baas wordt, probeer ik te trainen. Hardlopen gaat niet meer vanwege mijn versleten heup. Ik had een hometrainer, maar ik heb hem in een jaar kapot gefietst en ik kreeg er nierstenen door. Al een tijd wilde ik daarom een roeimachine kopen, maar waar moest hij staan? Op een of andere manier belandt in mijn werkkamer alles wat anderen kwijt willen maar niet weg willen gooien. Daartussen viel niet te roeien.

Van de week hakte ik ineens de knoop door en kocht zo´n machine om me op af te beulen. Ik ga de kanker de deur uit roeien. Met elke slag laat ik hem verder achter me. Maar eerst moest ik er ruimte voor maken. Waar moet ik met die hinkende hometrainer heen? Band plakken helpt niet. Misschien tussen de andere fietsen die wel rijden. Daarna legde ik eerst alle spullen die over gebleven waren van de scheiding van mijn zoon keurig in een hoek. Daarop plaatste ik de dozen met boeken die uit mijn moeder´s oude flatje zijn gekomen en die ze moest achterlaten. Ik had ze meegenomen omdat het zonde is als je eigen boeken worden weggegooid, maar ik heb er eigenlijk geen plaats voor. Ik durfde er ook niet goed naar te kijken, bang voor het verdriet van het onvermijdelijk voorbij glijden van het leven en vertelde het zelfs niet aan Marion omdat de woorden hardop uitspreken me al pijn deed. In haar kamer in het verpleeghuis staat een bed. Er is verder plek voor twee stoelen, planten en beeldjes van eenden en andere vogels, maar is geen plaats voor wat mij met mijn moeder bond. Twee van die grote dozen boeken, dat ging niet.

Pas toen ik haar boeken had op durven ruimen was er plaats om te roeien.

Elke dag roei ik wat verder. Vandaag heb ik vijfenveertig minuten geroeid en door de monotonie van de bewegingen ging mijn hoofd zijn eigen route. Dan denk ik over de roman waaraan ik werk: ´Een doktersroman´. En in mijn hoofd komen vanzelf de zinnen die het verhaal verder zullen brengen. Steeds verder ga de rivier van mijn leven op en zie het boek zelfs al zoals het gedrukt zal zijn. Ineens zie ik mezelf ook in het verpleeghuis. Ik sta in haar kamertje en schrijf ´Voor mijn liever moeder´ op het schutblad van het nieuwe boek. Daarna zie ik het nog lang met een bladwijzer erin liggen op haar tafeltje.