Mijn moeder is vandaag 95 jaar geworden. Straks ga ik bij haar op bezoek om haar te feliciteren, maar ik weet niet wat ik voor haar mee moet nemen want mijn moeder heeft niets meer nodig.

Een boek? Ze was net als haar vader gek op boeken. Mijn grootvader leende er tot op hoge leeftijd elke week drie bij de bibliotheek, maar op een gegeven moment zag ik hoe hij gebogen over de gedachten van een ander zijn boek onderste boven vast hield.

En mijn moeder? Zij las altijd even graag. In het mandje aan haar rollator zit nog steeds elke week de nieuwe Libelle, het weekblad waar zij een leven lang op geabonneerd is geweest. Soms haalt ze het tijdschrift er uit, bladert er wat in maar leest het niet meer. Een boek hoeft daar niet bij, want er is niet veel ruimte in het mandje en haar zakdoek moet ook nog ergens gestoken worden.

Wat van een mens overblijft zijn de uitwendige kernmerken van wie we waren. Wat voorwerpen en reflexen, wat woorden die zo vaak gebruikt zijn en in de hersenen vastgekleefd zijn dat ze zonder betekenis naar buiten floepen, de Libelle, een paar meubelen die haar overal gevolgd zijn, de kleding die mijn broer regelmatig voor haar koopt en die past bij wat ze altijd al gedragen heeft en haar kapsel dat met behulp van verf een leven lang blond was en gebeeldhouwd werd tot ze op de zus van prinses Beatrix leek.

“Is dat je echte kleur?” vraag ik.

“Jazeker,” zegt ze.

“Ben je nooit grijs geworden?” dring ik aan.

“Nee,” antwoordt ze beslist. “Dit is mijn eigen kleur.” Ze is zelf vergeten welke kleur het geel van de jeugd bedekt.

Bloemen dan? Ik weet zeker dat er al een grote bos is gebracht en dat die in haar kleine kamertje staat, waardoor er niemand meer bij kan. Wanneer is het moment in je leven dat je niets meer nodig hebt en verder alleen nog wacht?

Ik zelf wil niet wachtend eindigen, maar merk dat het grote afwachten zich soms onwillekeurig aan me opdringt. Waarom denk ik dat ik geen nieuw pak meer hoef te kopen? Waar wacht ik op bij het kopen van een andere auto? De Citroën waarin ik rijd knarst en piept, heeft nukken en kuren en kan me toch niet vergezellen naar waar ik uiteindelijk naartoe reis. En wat is er toch dat ik zo traag reageer op de wanhoopsignalen vanuit mijn lichaam?

Door mijn versleten heup loop ik steeds moeilijker en bezoek de fysiotherapeut. Hij is deze week afwezig en daarom word ik behandeld door iemand in opleiding, die natuurlijk eerst een anamnese af moet nemen. Ze moet immers alles nog leren, ook hoe je vragen stelt. Er is nog niets vanzelfsprekend voor haar. Waarom bent u hier? Waarom heeft u geen heupprothese? Het moet allemaal nog een keer opnieuw verteld worden.

Ik zie mezelf met twee vingers in de lucht uitleggen wat het probleem is. De ene wijsvinger is de lijn van de kanker die me uiteindelijk naar het einde voert. De andere wijsvinger is die van de heupklachten die steeds erger worden. Wanneer kruisen ze elkaar? Wanneer is het niet meer de moeite waard om te opereren, omdat een half jaar revalidatie niet meer op die andere wijsvinger past? Wanneer wordt de pijn in mijn gewrichten zo erg dat lopen onmogelijk wordt en ik mijn heup toch maar laat opereren, ook al is dat ongunstig voor het verloop van de kanker? Ik zit nog altijd gevangen tussen de orthopeed die vindt dat ik een prothese moet nemen en de uroloog die zegt dat ik wel goed na moet denken waaraan ik begin. Te vaak heb ik gedacht dat ik onverwoestbaar ben en het nog wel red met deze heup, maar ik begin ernstig te twijfelen.

“Het zou al fijn zijn,” zeg ik. “Als je me van de hielspoor in de voet aan de andere kant af kan helpen, die ontstaan is omdat ik mank ben gaan lopen om mijn heup te ontlasten. Ik moet veel blijven lopen om de bijwerkingen van mijn medicijnen voor te blijven, mijn vrouw bij te kunnen houden en de wereld rond te trekken. Daar heb ik twee benen bij nodig.”

Wat zal ik mijn moeder geven? Iets waardoor ze het wachten niet zo merkt? Misschien moet ik maar doen wat ik de rest van mijn leven als ze jarig was gedaan heb: naar de drogist gaan en een grote pot kopen met crème die lekker ruikt van een duur merk zodat ze begrijpt hoe veel ik van haar hou. Daarmee kan ze zich dan af en toe lekker insmeren. Niet te zuinig, doe het maar lekker dik op je huid mama, want het is voorbij voor je er erg in hebt en dan hoeft die pot niet nog vol te zitten.