‘Lees niets meer van je. Houd dus mijn hart vast,’ schreef iemand die ik niet ken me, maar regelmatig mijn weekboek las. Ja, ze heeft gelijk, ik was altijd gul met woorden en geleek op iemand die in een gesprek geen stiltes verdraagt.

In de jaren zeventig de tijd dat ik een dagelijkse column had in de Volkskrant, maar daar niet genoeg aan had en de redactie extra verhalen op bleef sturen, zei Jan Blokker adjunct hoofdredacteur van de krant tegen me dat ik op mijn collega Vestdijk – net als ik arts – leek omdat ik zo veel te schrijven had. De dichter Adriaan Roland Holst had over Simon Vestdijk geschreven ‘de man die sneller schrijft dan God kan lezen’. En van mij kun je dat – zonder Vestdijks kwaliteiten verder met de mijne te vergelijken – ook wel beweren. Boek na boek , produceer ik, meer dan een uitgever aankan, en blog na blog bleef ergens tussen de tralies van het internet hangen. Dus als iemand opmerkt dat ik zwijg, dan is er iets aan de hand.

Op 2 april van dit jaar zocht een vleesetende bacterie zijn toevlucht in mijn rechterhand en de woordenstroom stokte. Nog af en toe sputterde mijn pen een beetje. Ik zocht naar de man, de chroniqueur van het klein kankerleed, maar de PSA-uitslagen boeiden me niet meer, de zorgen of de chemotherapie bij me aansloeg en of de gebruikelijke bijwerkingen van de chemo me misschien bespaard zouden blijven maakten van mij een gewone sterveling, geen Nobelprijswinnaar, een scharrelaar die naar de uitgang zocht van het circus van het ziekenhuis waar in drie operaties mijn rechterhand gered moest worden.

Wat viel er nog te vertellen? Hoe moest ik wat mijn lichaam meemaakte duiden? Werd ik tureluurs van de hoge dosis antibiotica waarvan ik slap en misselijk werd en moest ik daar telkens van braken of had ik hier te maken met de kanker die ik twintig jaar lang had genegeerd, maar die nu zijn rechtmatige plaats opeiste?

Was het tot nu toe slechts een vriendschappelijk potje voetbal op het veldje bij de school geweest of kwam nu de grote afrekening? Vermoeid, ongeïnspireerd, geen energie, rode jeukende vlekken op mijn benen en op de weegschaal zag ik elke dag het zelfde, dat ik niet meer dan zeventig kilogram woog en dat het eerder minder dan meer zou worden. Ik vroeg een second opinion aan bij de hogepriesters van Carcinogeinia, maar volgde noch het eerste noch het tweede advies op. De dood zou wel komen als het mijn tijd was en het begon erop te lijken of ik erop wachtte.

Bang voor mijn dood ben ik niet, wel is het jammer dat mijn mooie leven aan z’n einde dreigt te komen, dat ik mijn keurige regelmatige handschrift al ben kwijtgeraakt en mijn dagboek uit schaamte voor de kromme letters en onleesbare zinnen niet zo vaak meer open.

In plaats van te schrijven zit ik bij de achterdeur in de ochtendzon en kijk lusteloos wat er passeert op twitter. Ineens is daar de krakende stem van een 78 jarige Joni Mitchel die de liedjes waarmee we opgroeiden zingt.

Bows and flows of angel hair
And ice cream castles in the air
And feather canyons everywhere
I’ve looked at clouds that way

Toen we jong waren zagen we in die wolken krokodillen die kamelen achtervolgden, en ridders die elke strijd aandurfden.

But now they only block the sun
They rain and snow on everyone
So many things I would have done
But clouds got in my way

Als Joni nog zingt, kan ik waarschijnlijk nog wel schrijven. Over alles wat onbelangrijk lijkt, maar wat het allerminst is, bezing het citroenijskasteel in de lucht, let niet op wat je had kunnen doen als de sneeuw en regen niet was gevallen. In het leven weet je nooit wat je krijgt, maar in alles wat passeert schuilt een verrassing, nieuws van je kleindochters, die kunstenaars, zangeres, prinses zullen worden, of zo maar een ontmoeting met oude vrienden die je vergeten was.

 But now old friends are acting strange
They shake their heads, they say I’ve changed
Well something’s lost, but something’s gained
In living every day

Ja Joni, we verliezen iets maar krijgen er ook wat bij als we elke dag ten volle leven. Ik probeer jullie boekhouder van de tumoren te blijven en zal schrijven.