Le mouvement ç’ est la vie. Ja zeker en omgekeerd geldt het ook: zo lang ik beweeg leef ik nog. Daarom loop ik elke dag voldoende stappen om gezond te lijken en als het donker wordt kijk ik op mijn telefoon om te controleren of ik wel genoeg passen bij elkaar gesprokkeld heb, desnoods door hier in huis een half uur de trap op en neer te gebruiken. Ik mag dan aan de chemo zijn, het moet me er niet van weerhouden in beweging te blijven. Wie beweegt, die leeft nog wat.

Sinds de uroloog me in 2002 zei dat ik prostaatkanker had heb ik geprobeerd om niet bij de pakken neer te gaan zitten. Geen arts wees me erop, maar dat kon ik zelf wel bedenken. Marion weet dat het aanvankelijk lastig was en het valt me moeilijk net te doen of ik vanaf het eerste moment de koele kankerlijer was die wist hoe je het doet. Daarom beken ik dat ik aanvankelijk aangeslagen op de bank bleef zitten, maar als excuus wil ik aanvoeren dat ik ook niet wist hoe ik precies moest reageren op de uitdaging van de op hol geslagen cellen in mijn lijf. Hoe moet je nu ook weten hoe je je als goede kankerpatiënt gedraagt? Zijn er regels, voorbeelden, adviezen?

Dus ik deed maar wat, keek avond na avond naar Friends en liep met een norse blik door ons huis. Waarom moest mij dat nou overkomen? Zelfmedelijden was er genoeg, maar dat is iets waar je op den duur vooral zelf een enorme pesthekel aan krijgt. Ik moest echt iets gaan ondernemen. Afwachten was geen optie en waar dat toe zou leiden wist ik wel. Dat hoefde niemand me uit te leggen hoor, want kanker leidt volgens alle clichés in onze cultuur tot de dood. En dat terwijl toch vijftig procent van de mensen die horen dat ze een maligne tumor hebben vrolijk voortleeft.

Nooit heb ik ook maar ene arts tegen me horen zeggen dat ik moest blijven bewegen. Misschien is er geen onderzoek gedaan naar het effect van dit advies en is de dokter bang dat hij voor een kwak wordt aangezien, maar ik denk dat hij gewoon helemaal niet weet hoeveel plezier hij met zo’n advies zijn patiënten doet. En ook beseft hij niet wat hij aanricht met zijn passieve houding. Een goede arts neemt volgens mij het risico om een beginnende kankerpatiënt met klem te adviseren dat je niet met je gezwel moet gaan afwachten tot je dood gaat. Doe iets met je leven zo lang je het nog hebt.

Het is niet zo dat je moet gaan vechten met de maligne cellen. Nee, ben je gek. Dat is het terrein waar je op punten al ver achter ligt. Wat je wel moet doen is het leven dat je nog hebt ten volle koesteren. Je hebt altijd de taak nog wat van je leven maken en te geloven in het belang van het leven in het algemeen want de dood komt vanzelf. Dus daar hoef je je niet zo druk over te maken.

Het tweede advies dat ik wil horen van een arts is ‘zorg dat je gelukkig blijft door wat je doet, door wie je lief hebt te koesteren’ want nu kan het nog of je nu kanker hebt of niet.

En drie: kies een arts die begrijpt dat jij niet naar hem hoeft te luisteren, maar die zal proberen te horen wat jij aan hem te zeggen hebt zodat je niet op het dwaalpad komt te geloven dat je geen kansen meer hebt om dat beetje leven nog te leiden, en dat je daarbij elke minuut die je hebt goed gebruikt. En die arts die helpt jou daarbij. Meer niet en minder zeker niet.

Misbruik het natuurlijke medelijden dat mensen hebben voor personen met kanker. Als je je leven lang met weerzin spruitjes hebt gegeten, dan is dit het beste moment om ermee te stoppen. ‘Daar ben ik niet zo gek op’ zeg je met een welwillende glimlach. En dat geldt ook voor familieleden die je willen bezoeken terwijl jij geen gedoe aan je kop hebben wilt. Even ‘het komt nu niet zo goed uit en geef de bloemen maar hier,’ en je mag doen wat je zelf wil, in ieder geval hoef je niet te luisteren naar tante Bet of ome Cor die vertellen over alle mensen die onlangs nog aan de kanker gecrepeerd zijn. Alsof je een hele aanbiedingsfolder van kankerwederwaardigheden wordt gepresenteerd. Niets, naar huis Bet en Cor.

Negeer  verder het hele pakket aan kankerplannen dat de medische bobo’s ter gelegenheid van Wereld Kankerdag weer voor je bedacht hebben. Uiteindelijk is het niet meer dan een klopjacht op aandacht en geld en jij hoeft niet hun verlanglijstje te ondersteunen, maar de wereld moet die van jou accepteren.

Om het allemaal haalbaar te maken en de tien kilometer per dag lopen vol te houden slik ik overigens geheime doping. Wat is die prednisolon, het medicijn dat ik voorgeschreven krijg, goed spul zeg, wat een energie krijg je daardoor. Door weer en wind trek ik erop uit, stappen vretend en mijn eigen pad volgend.