Het bos waar we graag wandelen is in twee jaar grondig veranderd. De smalle paden zijn breder geworden, de paddenstoelen laten hun hoed niet meer graag zien en het wemelt er van de nieuwe gezichten. We groeten iedereen die we ontmoeten want we delen dit mooie stuk Nederland en hebben iets gemeen, maar een ‘goedemiddag’ of gewoon een knikje terug wordt steeds zeldzamer. De hondenbevolking neemt snel toe. Mensen tonen de mooiste dieren en het liefst hebben ze twee spierwitte honden. Dat is gemakkelijk, want dan kunnen die samen spelen, maar ik vermoed dat die dieren niet in de modderpoelen mogen komen, want dat ondermijnt het mooie plaatje.

Vandaag zag ik een vrouw met twee glanzend zwarte honden lopen. Ze droeg een bijpassende mantel. Eén hond hield ze strak aan de lijn, maar de andere rende razendsnel op mij af. De vrouw probeerde de hond terug te roepen, maar misschien zat ze met haar viervoeter pas in klas één van het hondenschooltje, want het dier had slechts oog voor mij. Het sprong tegen me op en van verre hoorde ik zijn bazinnetje ‘laag, laag’ roepen. Een beetje onhandig hield ik mijn hand boven de neus van de afstammeling van de wolf en deed of ik ook hondentaal sprak. ‘Laag, laag.’

Vlak bij me gekomen zei ze ‘hij vindt uw mutsje eng’. 

Ik zit niet vaak verlegen om woorden, maar nu was ik sprakeloos. Hier kwam het ‘grote eng’ om de hoek kijken. Door de volgorde der woorden gaf ze mij de schuld van mijn mutskeuze. Ik had het hoofddeksel geselecteerd en daar raakte haar lieve schat helemaal opgewonden van. Hij was eng. Mogelijk had de hond bij die eerste les wel geleerd om bepaalde typetjes aan te vallen. Met die muts was ik net Snuf van het boevenduo ‘snuf en snuitje’ uit het boek waar ik mijn kleindochters graag uit voorlees. Het beest had geleerd te profileren zoals dat ook bij politiehonden gebeurt. Een man zoals ik met een bepaald uiterlijk valt niet te vertrouwen. Misschien moeten daar de scherpe hoektanden in gezet worden.

Ik vervolgde mijn wandeling, maar kon me moeilijk losmaken van ‘het grote eng’, want ik zit nu eenmaal in de chemo en op de lijst van dingen die ons prettige leventje bedreigen staat kanker al jaren vast op de eerste plaats. Mannen met mutsen en vrouwen met pruiken roepen mogelijk onrustige gevoelens op bij mensen met merkhonden.

Er bestaat echter helemaal geen groot eng en ook geen klein eng. Kanker is iets dat iedereen kan overkomen en daar moet je het leukste van maken want anders verpruts je alles.

Morgen vroeg ga ik weer naar de dagbehandeling om mijn lichaam met de docetaxol – het gif dat mijn nagels doet rafelen en me mijn smaak heeft ontstolen – vol te laten lopen en ik verheug me op het gesprek met de vriendelijke taxichauffeur die me brengt. Hij had de vorige keer de autoradio zo zacht staan dat ik wel besefte dat er muziek uitkwam, maar niet wist welke. Ineens herkende ik iets. ‘Is dit niet Sweet Caroline van Neil Diamond?’ vroeg ik. Ik was die muziek vergeten want er werd toen ik jong was zoveel opwindender muziek gemaakt door Lennon en McCartney, Bob Dylan en de Stones.

‘Ja,’ zei de taxichauffeur en even dachten we samen aan het verleden.

En ik ga morgen ook lekker in mijn boek lezen, The Silk Roads van Peter Frankopan. In mijn leven is er steeds minder tijd om te lezen en in de wachttijden voor bloed prikken, het gesprek met de arts en tijdens het infuus kan ik lekker lezen. En dan een krentenbol bij de lunch, want thuis eet ik die nooit. En misschien kom ik iemand tegen aan wie ik over de prachtige film Babytooth kan vertellen die ik op Prime Video heb gezien. Over een meisje van een jaar of zestien dat kanker heeft en chemotherapie volgt. Geen muts, wel een pruik. Dat melktandje uit de titel van de film is losgeraakt door de chemo. Een film over liefde en helemaal niet over het grote eng, want in de tijd die we tot onze beschikking hebben, de periode tussen nu en straks, mogen we ons leven leiden – dat hebben we gekregen, we mogen ermee doen wat we zelf willen – en laat het in hemelsnaam gevuld zijn met liefde.