Chemotherapie, het is een woord waaromheen de doem van een folterkamer hangt. Wie die weg gaat, reist in de verbeelding van de angstige de dood tegemoet. Ik weet het niet, maar ben blij dat ik die behandeling kan volgen omdat het nog de hoop biedt dat ik mijn prachtige leven nog een tijdje kan rekken. Ik ben overigens al twintig jaar bezig met dagen aan mijn bestaan toe te voegen, maar is dat niet sowieso de opdracht die het leven ons stelt? Gewoon altijd doorgaan om er iets moois van te maken? Twintig, vijftig, zeventig jaar lang? Met of zonder wispelturige kankercellen in je lijf?

Iemand van de prostaatkankerstichting vertelde me dat ik waarschijnlijk de langst overlevende long-term survivor in Nederland ben. Krijg ik daar misschien een prijs voor, een lintje, een diploma van verdienste? Of is het vanzelfsprekend dat ik zoveel mogelijk mee probeer te pakken. Hebberig. Nog even op het feestje blijven hangen en dan als het licht uitgaat zonder mopperen en met gratie vertrekken.

Mensen vragen me met enige regelmaat wat mijn geheim is. Er is helemaal niets geheimzinnigs aan. Geen speciaal dieet, geen bijzondere supplementen, geen contact met hogere machten. Als het al iets is dan is het glimlachen om alles wat het leven brengt, niet gaan knorren omdat je een slechte kaart heb getrokken en je zo min mogelijk aan zelfmedelijden overleveren.

Natuurlijk, de chemo komt met bijwerkingen, zoals voor wat er ook maar in je bestaan voorvalt wel eens wat extra inzet nodig is, maar ik wil vooruit kijken om te zien wat het me brengt. Als het ondraagbaar wordt, kunnen we altijd nog een andere strategie overwegen.

Toen ik deze week in de kantine van het VUMC zat te wachten tot ik aan de dagbehandeling kon beginnen (op de afrekening van mijn bank zag ik later dat het koffie en croissants verkooppunt brallerig een Brasserie genoemd werd) zat schuin tegenover me een kleine man in een rolstoel. Hij leek wat betreft zijn lichaamsbouw een beetje op Stephen Hawking (1942 – 2018) de beroemde wiskundige, natuurkundige en sterrenkenner  – groot hoofd, maar verder alles van bescheiden formaat. De man lag in zijn vervoermiddel want zitten was voor hem onmogelijk. Een vrouw zat naast hem op een gewone stoel en voerde met een lepel en zekere bewegingen de man. Ze morste niet en hij opende zijn mond precies op tijd, alsof ze een ballet uitvoerden dat een perfecte relatie verbeeldde. Misschien was ze een familielid, zijn partner, een vrijwilligster. Ik zou het zo graag gevraagd hebben, maar besefte maar al te goed dat dat niet kon.

De man stak om mij onbekende reden telkens zijn tong uit.

De vraag drong zich aan me op of het leven wel draagbaar voor de man was. Die afweging maken mensen bij wie chemo niet aanslaat maar al te vaak. Wat moet je van je behandeling verdragen om iets meer tijd van leven te winnen? Marion en ik hebben er vaak over gesproken. Waar ligt de grens precies? We concludeerden altijd dat die ligt bij het ineenstorten van de kathedraal van onze geestelijke vermogens.

Kijkt de kleine man elke ochtend uit naar het daglicht, naar nieuwe woorden, nieuwe plannen? Of overweegt hij soms om het op te geven?

Toen ze vertrokken en vlak langs me kwamen ontdekte ik dat hij zijn vervoermiddel bestuurde door met zijn tong langs een bol te likken. Dit interface met de wereld – zo noemen internetenthousiastelingen dat – was ongeveer zo groot als een kippenei. Remmen, versnellen, bochten maken, hij deed het allemaal door met zijn tong langs die kleine bol te strijken.

Oog in oog met zijn wens om via de tong het leven vast te houden voelde ik me klein. Wat zou ik me in hemelsnaam zorgen maken over een kale bol, de diarree, het verlies van mijn smaak, dat vage misselijke gevoel dat aan me kleeft, de bloedneuzen ’s morgens vroeg, wat vergeten woorden, de zorg voor een schone wc om te zorgen dat anderen niet via mijn excrementen met het gif in aanraking komen.

Mijn zwager kwam me deze week met zijn opgevoerde fiets bezoeken en bracht een pak koffie als cadeau mee. We spraken over de manier waarop hij en zijn vrouw omgingen met haar chemotherapie. Hij had een badkamerpaleis voor haar gebouwd.

En verder? Hij wees op de koffie en bewoog zijn wijsvinger over zijn lippen.

‘Ik zette koffie om daarmee de lippen van Joyce die door de chemo voortdurend zo droog waren vochtig te houden. Een heel klein beetje smaak voor haar.’