Dit is een kijkje in mijn dagboek

Alles veranderde vorig jaar op 10 maart voor Marion en mij. Ik weet het omdat ik meer dan 40 jaar een dagboek heb bijgehouden waarin ik van alles heb opgeschreven. Daarin hield ik het aantal woorden bij dat ik aan een roman had geschreven, reflecteerde op de problemen die ik bij het schrijven ondervond zodat ik wist hoe ik steeds weer opnieuw moest beginnen of de woorden moest herschikken. En ik schreef op wat er met Marion’s boek Indo gebeurde, dat in die periode verscheen. Soms deed ik in mijn dagboek verslag van onze gesprekken aan de keukentafel, over een film die we gezien hadden en die nu al weer vergeten is, of over een boek dat we lazen, soms halverwege weglegden, een luxe voor mensen van onze leeftijd. Niet alles wat moest hoefde ook echt.

Mondjesmaat verschijnt in mijn dagboek echter het coronacircus. Op die tiende maart zie ik voor het eerst het Coronavirus mijn dagboek binnendringen, maar het verspreide zijn geur al eerder. Zes letters. Onmiskenbaar de dreiging die een naam kreeg.

In februari was er wel nieuws dat ons herinnerde aan eerdere virusuitbraken, MERZ, Ebola en die waren ook snel onder controle gebracht, dus dit zou ook wel snel voorbij zijn. Wuhan, het episch centrum van de pandemie werd snel beroemd en een paar maanden later moesten we even nadenken: wat was daar ook alweer mee?

Er werd geruzied over de juiste naam: is het  nu een epidemie of een pandemie. Want een epidemie blijft lekker thuis, terwijl een pandemie overal ter wereld verschijnt ondanks dat hij niet welkom is. Binnen een maand hadden de pandemiegebruikers gelijk gehad en schrokken we van de beelden die uit Bergamo kwamen. De zich uitbreidende vlekken op de wereldkaart maakten duidelijk dat het gebruik van het woord epidemie onrecht deed aan de werkelijke aard van het virus. Verbaasd keken we toe hoe er in land voor land iemand de vinger opstak om te melden dat daar ook het virus was gevonden. Ontkenners van de wereldwijde ramp waar de wereldbevolking mee te maken kreeg, gebruiken nog altijd hardnekkig de term epidemie of ‘het is maar een griepje’. Ze verzuimden de taal van het nu te leren en te gebruiken.

Op 10 maart vind ik echter voor de eerste keer het woord Corona in mijn dagboek en wordt het daar ook snel een dagelijks gebruikte term. Marion ontving op die datum een berichtje dat haar boek herdrukt wordt. De tweede druk binnen een week. Mooi!

Ze stootte op die datum haar kleine teen tegen de houten bank in de gang. Een fractuur had de huisarts gezegd. Pijn en zwelling. De twee buitenste tenen met een pleister aan elkaar plakken en verder niets doen want het gaat van zelf over. Gelukkig is het niet zo erg als het Coronavirus, dat langzaam maar zeker oprukt schrijf ik. Nou ja. Langzaam maar zeker? Razendsnel, als de Australische bosbrand die de dorpen in de Blue Mountains in een ommezien in as legt. Ja, in die tijd ging het nieuws ook daarover en ik herinner me die bergen van een lange wandelvakantie in 2003. Daarover schreef ik dus ook. De huizen waar we overnachtten kan ik me nog zo voor de geest halen. Daar staan nu verkoolde bomen en vernietigde BenB’s. De lucht bijna te heet om in te ademen. Zo vulden in die tijd nog meer van die ingrijpende natuurrampen mijn dagboekpagina’s, samen met temperatuurrecords. Het vormde een toepasselijke achtergrond voor het oprukken van het coronanieuws.

Ik begon ongerust te worden. Niet voor mijn eigen gezondheid want dood ga ik toch wel, maar voor het welzijn van mijn kinderen en kleinkinderen. Ik merkte dat mijn zoon en zijn vrouw daarentegen weer uit zorg over ons in hun woning bleven en zelf de kinderen van school haalden, de tijd gewoon rustig in huis doorbrachten of bij de schommels van het pleintje, thuis werkten en het liefst boodschappen via internet bestelden en thuis lieten brengen. Als we toch een keer door de barrière heen kwamen, wisten we niet of wij een risico voor hen waren of zij voor ons. Inmiddels weten we dat wij meer risico liepen, maar dat hadden we er wel voor over. Waren we daardoor asociaal? Zou mijn zoon een held zijn als hij ons resoluut de deur wees omdat hij onze kansen door een van hen te worden geïnfecteerd  daardoor verkleinde. Niemand wist dat precies en met een knipoog en een spelletje mens-erger-je-niet kon het misschien niet zo veel kwaad. Mijn dagboek staat vol met een langdurige klacht over het missen van onze drie kleindochters.

Wij deden ons best, maar wat bleken er een hoop mensen die meenden dat het allemaal wel meeviel. En die demonstratief de regels overtraden als om zo aan zichzelf te bewijzen dat het allemaal hysterie van gezondheidsfanaten was.