Toen ik de beelden op de televisie zag kreeg ik het gevoel dat ik op het museumplein een groep volwassenen Capitooltje zag spelen. In plaats van een gebouw probeerden ze in Amsterdam een veld te veroveren, een plekje tussen onze cultuurpaleizen, tussen het rijks en het stedelijk, tussen het van Gogh en het voormalige conservatorium. Een veldje in een stadspark stond ze niet aan.

Zoals alles wat vanuit de Verenigde Staten komt, ons fascineert, en onze hoofden binnendringt kreeg het in Nederland een Madurodamperspectief. Het was kleiner, leek een veldslag zonder wapens, maar ging gepaard met geschreeuw, met scheldwoorden en provocaties. De man van wie de uitnodiging voor een partij oorlogje spelen op het plein kwam, vroeg vergunning daarvoor, maar de burgemeester zei dat het wel mocht, en wees daarvoor een andere plaats aan. Was het daarbij gebleven dan was het een spelletje armworstelen, een onderneming tussen iemand die de taak heeft de regels te bepalen en iemand die ze denkt te kunnen toetsen, maar naar wie we niet hoeven luisteren omdat hij niet gaat over het wel of niet doorgaan van revoltes.

Verleid, vertwijfeld, verdwaald zo voelden de alleen gelaten combattanten zich, hun meningen verdeeld, hun affiniteiten verspreid over een leger van gelijkhebbers, dagdromers, meepraters en zelfbenoemde profeten. En boem, de vlam ging in de pan.

Ik beken dat ik een lange carrière achter de rug heb aan de universiteit, in de school van de rede: een artsenopleiding en een doctoraat in de medische antropologie waarna ik gevraagd werd hoogleraar te worden, en onderzoek deed in de achterbuurten van de wereld waar de ongelijkheid en goede bedoelingen een onaangename geur verspreiden. Om eerlijk te zijn ben ik dus verdacht en geloof ik luid en duidelijk in de wetenschap en wat die ons gebracht heeft. En ja ik ben daardoor blijkbaar kortzichtig omdat ik niet wil zien hoe ik door mijn opleiding daartoe gemanipuleerd werd.

Tegelijkertijd ben ik de sul die hoopt dat we elkaar willen begrijpen. Want waar een wil is, is een weg. Ik kom in vrede. Mijn handen omhoog. Maar is er een grens tot waar ik gaan kan?

Ben je bijvoorbeeld bereid te geloven dat de aarde plat is? Om eerlijk te zijn denk ik dat dat het absolute dieptepunt is en ik wil mijn best doen om de welmenenden wel maar niet de andersdenkenden serieus te nemen. Dat denk ik omdat het leven op een pannenkoek ervoor zorgt dat je maar één helft van de wereldbevolking kunt zien. Je kunt niet bestaan aan beide kanten van een platte wereld. Dan ben je zo kortzichtig dat je dreigt van de aarde af te vallen, dat je gelooft in iets waarvan je zelf de regels vaststelt en napraat wie een leuk praatje heeft, maar dat je weigert  ook maar enige inspanning op te brengen om je volgens de regels van de wetenschap (je weet wel die van de appel die je loslaat en die dan valt) aan de maatschappelijke discussie mee te doen.

Die wetenschap is de geschiedenis van onafhankelijk van geloof of magie bevrijd te denken, die gebaseerd is op het toetsen van wat juist, onjuist of onduidelijk is, vrij van oude dogma’s. Dichter bij de waarheid valt er niet te komen. Niet via bidden, niet via meditatie, niet via strijd, niet dankzij de mensen die plotseling een inzicht hebben gekregen.

Laat ik me, als een kind van biologie en antropologie, de versie van mijn geschiedenis vertellen. Voor wie de uitgebreide versie hiervan wil lezen, verwijs ik naar mijn boek ‘Overleven’ het boek dat in 2019 bij uitgeverij De Geus verscheen. Wie dat had gedaan had zich de moeite kunnen besparen om afgelopen zondagmiddag naar het Museumplein te gaan, want die had tenminste begrepen waarover de strijd daar ging.

Het leven op aarde bestaat uit stukjes RNA die voortdurend gebruik maken van de beste manier om zich te vermenigvuldigen en dat gebeurt vooral als de omstandigheden daar gunstig voor zijn. Zo is het nu eenmaal in de evolutie, mooier valt het niet te maken. Gestuurd door een toestand waarin het overleven steeds moeilijker wordt, komt en er ruimte voor het overleven door andere stukken RNA in de natuur en dat leidt tot klachten bij de dragers van het RNA. Spaanse griep, Ebola, wie het goed gevolgd had in de wetenschappelijke literatuur zag het van verre aankomen en wist dat er weer een nieuwe variant zou komen: Covid19 ook al kenden we de naam nog niet. Of geloven de andersdenkenden ook al niet in de wetmatigheden die Charles Darwin in de natuur ontdekte?

Als wij op een druilerige zondagmiddag moeten strijden voor als het er echt toe doet dan kies ik voor Newton, Darwin, en de virologen van vandaag en morgen, ook al zit hun haar niet goed, bevalt hun glimlach niet en waarschuwen ze hardnekkig wat er aan de hand is waardoor we droevig worden en de eenzaamheid proberen te bestrijden door af en toe wat bombarie met elkaar te maken.