‘Waarom schrijf jij niets over Covid-19,’ vroeg mijn lief. ‘Je kan alles zo goed uitleggen.’ Sinds ze dat een paar dagen geleden zei  gaat de prachtige beginzin van Bob Dylans lied Love minus zero/no limits onophoudelijk door mijn hoofd: ‘My love she speaks in silence’ en tast ik mijn hersenen vergeefs af naar de rest van de tekst. Waarom?

Toch heb ik haar duidelijk gehoord en ik zou willen antwoorden met de woorden die ik via google gevonden heb:

She doesn’t have to say she’s faithful
Yet she’s true, like ice, like fire

Ja de waarheid waar we op vertrouwen als we praten of schrijven zou trouw moeten zijn, zoals ijs, zoals vuur. Maar er is niets buigzamer dan de woorden waarmee we die waarheid beschrijven.

People talk of situations
Read books, repeat quotations
Draw conclusions on the wall

Echt, ik heb verschillende keren geprobeerd iets zinnigs te schrijven over de pandemie, maar met alle mensen die zich op hun tenen staand verdringen voor de camera’s, en de hijgerige redacties van opiniepagina’s voel ik me verloren. Elk vertoog is er een. Waarom zou dat van mij duidelijker zijn?

Soms doe ik een piepdrukje als een peuter van drie op mijn eigen blogpagina, maar het heeft zo weinig zin. Over Covid-19 schrijven is na de maanden die sinds begin maart verlopen zijn als het je wagen te communiceren in de kantine van de Toren van Babel. En mijn lief kan dan zachtjes suggereren dat ik over die vreemde wereld waarin we terecht zijn gekomen en waarin iedereen probeert te lezen wat er op de muur over geschreven staat mijn mening moet laten horen, maar ik zie geen mogelijkheid meer om iets toe te voegen aan de Babylonische spraakverwarring.

Ik heb het gevoel dat ik al gedurende mijn hele leven consequent geprobeerd heb de woorden waarmee we over onze gezondheid, onze ziektes, ons leven en de dood zoeken, te duiden. Ze aan mijn lezers voor te leggen en te verklaren op een manier die boven de toren uitgaat en het landschap overziet.

In mijn boek ‘Duurwoorderij en Geheimtaal’ uit 1981 gaat het bijvoorbeeld over de wanhopige pogingen om wat ons overkomt te verbinden aan woorden, diagnoses, behandelplannen, zorgbeleid om zo greep te krijgen op een werkelijkheid die ons altijd net tussen de vingers door glipt. De medische studie werd in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw door de wijzen ‘training for uncertainty’ genoemd, het leren van een taal om te kunnen communiceren over het meest kostbare. Door de onzekerheid van het menselijke bestaan houden we ons echter graag vast aan zinloze woorden. Dan raakt de waarheid uit het zicht en zien we niet dat de keizer geen kleren draagt.

Met de professionalisering van de wetenschappelijke geneeskunde werd die taal een middel om zich te verstoppen achter schijnzekerheden op terreinen waar men de antwoorden op schuldig bleef. Ik typte me suf om de voorbeelden te geven. Boek na boek, artikel na artikel, lezing na lezing. Wat moet ik nu nog schrijven bij Covid-19, iets waarbij we zoveel niet weten en we blijven zoeken naar het verlossende woord? We moeten een neus, een speciaal reukorgaan ontwikkelen om de geheimtaal van de ware woorden te onderscheiden.

En later toen mijn studie in de geneeskunde afgerond was, toen de roep om een hechtere band tussen universiteit en bedrijfsleven het salonfähig maakte om met de makers van allerlei nieuwe medicijnen in bed te kruipen, werd de autoriteit van de wetenschappelijke geneeskunde met zijn hermeneutische Repelsteeltjetaal en haar hogepriesters nog meer ondermijnd, en zocht de mondige patiënt die geen begrijpelijk antwoord kreeg zelf naar woorden. Zo ontstonden de samenzweringsverklaringen voor het menselijk lijden.

Dat het aantal verwarrende complottheorieën ten aanzien van de geneeskunde toenam was niet te wijten aan de mensen die ze vonden in de achterbuurten van het internet en daarmee aan kwamen zetten, maar het was te wijten aan de vele banden tussen wetenschappelijke geneeskunde en belangengroepen. De organisatie van de wetenschappelijke geneeskunde heeft tot nu toe onvoldoende gezorgd voor de schone bezem die nodig was om de belangenverstrengeling van de werkvloer te verwijderen. Waar het verbergen van schandalen en misstanden in de eerste plaats de strategie was, hebben de cliënten van de zorg daarom geleerd dat de onwaarheid belangrijker was dan open huis houden. Vertrouwen groeit met de jaren, maar verdwijnt in de privéjet van de top van de Farmawereld.

In mijn afscheidsrede heb ik daarover gesproken. Moet ik dat nog een keer doen? Waarom zou ik?

En anderhalf jaar geleden verscheen mijn boek ‘Overleven’. Het gaat over hoe het leven vier en een half miljard jaar geleden ontstond in de oersoep met RNA deeltjes die zich onder bepaalde omstandigheden heerlijk op hun gemak voelden en zich vermenigvuldigden. Dat is wet één van de evolutietheorie: Het leven gaat door dankzij diversiteit, omdat voor elke soort leven er omstandigheden zijn waarin het RNA van wat leeft succesvol doorgegeven wordt. We hebben die leefomgeving de afgelopen decades echter flink veranderd. Sinds de destructie van het oerbos overal ter wereld, de toendra’s in Siberië en het onbewust uitroeien van een veelheid aan levende wezens is er een wereld ontstaan die samen met de verstedelijking en opeenhoping van rondlopende, sportende, zingende, reizende gastheren en -dames waar we gemakkelijker dan ooit met één van de 1,4 miljoen verschillende virussen die we nog niet kennen, in aanraking komen. Lossen we Covid-19 op, dan staat de volgende pandemie wel weer voor de deur. We moeten verder kijken dan onze neus lang is. De wereld wordt nooit meer zoals ze was.

Waarom zou ik nog een keer zo’n boek schrijven of tot vervelens toe dat verhaal uitmelken om me te mengen met die mensen in Babel? Moet ik al mijn pogingen het uit te leggen mijn scepsis om weer iets te schrijven over Covid-19 als onverschilligheid duiden of moet ik mijn pogingen zien als mislukkingen? Mijn lief zou toch moeten weten dat ‘there is no success like failure, and that failure’s no success at all’.

Daarom blijf ik het maar proberen, maar met anderhalve meterafstand. Speciaal voor mijn lief.

My love winks, she does not bother
She knows too much to argue or to judge