‘Waarvoor wilt u een e-bike kopen?’ vraagt de man in de winkel.

‘Ik wil mijn vrouw bij kunnen houden.’

‘En wat voor type heeft uw vrouw.’

‘Een met twee mooie benen,’ zeg ik, maar hij ziet de grap niet en ik denk erbij: met goddelijke benen die voor me uit dansen terwijl ik probeer haar bij te houden tijdens onze tochten, benen die uren lang het tempo vol weten te houden maar steeds verder uit zicht raken, me uitdagen ietsje meer inzet te tonen, benen die ongeduldig wachten bij de stoplichten waarbij ik ook als ze rood zijn gewoon doorrijd om vaart te houden en haar niet te verliezen.

De twee benen van mijn meesterknecht, die me uit de wind probeert te houden, voor mij gerechten bereidt die me in leven zullen houden, iets waarover ik in mijn wekelijkse verslagen zwijg. Zij zorgt voor de druppels en olie. Zelfs de crème voor mijn gezicht op mijn bitterdroge huid bevat hennep.

Ze had aan de dame van de natuurdrogist verteld hoe vreselijk eigenwijs ik was en blogs schreef alsof ik alles aan eigen kracht te danken heb.

‘Ach, al die mannen zijn zo,’ had de vrouw gezegd. ‘Tot het einde doen ze of ze het allemaal aan zichzelf te danken hebben. Ik heb over twee weken vakantie. Nou ik ben blij dat ik hem twee weken niet hoef te zien. Ik ga met vriendinnen.’

Lang had ik getwijfeld. Zal ik zo’n uitgave nog doen? Ik krijg zo’n wanhopig gevoel bij mensen die een gemotoriseerd wagentje drie maanden voor ze overlijden kopen, dat dan daarna geduldig in de schuur staat te wachten op hun bestuurder. Goed op slot want hij mag niet gestolen worden, papa is ons ook al ontvlucht. De traplift die een half jaar van dienst is geweest tot gekozen moet worden voor één verdieping, één bed: beneden met zicht op de televisie en de huiskamerdeur waar je door naar buiten zal worden gedragen.

Alles is timing, ook het moment waarop ik moet toegeven dat mijn spieren gevloerd zijn door de medicijnen die het enthousiasme van de kankercellen moesten beteugelen, dat ik nog maar zeventig kilo weeg en dunne beentjes heb gekregen. Wel de bouw, maar niet de geheime middelen van de kampioenen. En dus was de tijd gekomen voor de aankoop.

Mijn zoon waarschuwde haar dat ze moest zorgen dat ik een fiets moest kopen die niet te hard kan en in geval van nood een helmpje erbij aanschaffen. ‘Hij is broos en kan zo maar iets breken.’ Dat helmpje is me bespaard gebleven, maar een spiegeltje dat de fietsenmaker op haar verzoek heeft geplaatst is castrerend vernederd. Waarom? Ik houd toch mijn ogen vooruit op haar benen gericht en op mijn fiets zit vanaf nu een eco-stand waarbij ik alleen bij moet trappen en zodat ik haar altijd in het zicht houd. Misschien mag je met twee naast elkaar fietsen in Nederland, maar dat is bijna nergens nog werkelijk mogelijk. Dus ik volg haar, ga mee in haar omwegen en plotselinge plannen.

Zo mag het leven duren.

Onze middelste kleindochter Katelijne is een uurtje op bezoek en Marion gooit de frisbee met haar heen en weer. Intens jaloers ben ik. Als ik maar even de gelegenheid zie neem ik Marion’s plek over en ik word weer de jongen op het brede strand die aan zijn zoon uit wil leggen hoe je je pols moet houden voor de strakke of de gecurvde worpen, hoe je de wind kunt gebruiken om de ander te misleiden. Het is heet, er hangt onweer in de lucht en mijn overhemd wordt nat. Drie keer heen en weer, vier keer heen en weer. Het gaat steeds beter. Zes keer en Katelijne en ik lachen luis. Bij de volgende poging gooit ze steeds goed strak naar mij en als ik de frisbee nu vang komt ons record op tien. Ik moet rennen. Opzij, ik wil hem vangen. Kanker bestaat niet en uiteindelijk neem ik een duik. Zo’n mooie zweefduik. Ik vlieg door de lucht, ben vrij van de grond, heel hoog maar slechts even, want een leven duurt maar kort en ik kom maar net een vingertopje te kort.

Nee, ik heb niets aan mezelf te danken, maar aan mijn lief die zorgt dat ik blijf fietsen en aan mijn kleindochter die aan haar vader met enthousiasme mijn zweefduik voordoet en met een bewonderende blik het onweer weglacht.