Dit zijn de tijden van de vergeetdagen. Elke dag gebeurt het zelfde en we weten de namen van de dagen niet meer, halen de zondagen dooreen met de woensdagen. Het enige houvast dat we nog hebben is of het ervoor of erna gebeurde. Als we dat baken gevonden hebben beseffen we dat wat eeuwig nu lijkt zo snel voorbij gaat.

Zo vergaat het me ook met het gezwel dat zijn thuis bij mij heeft gezocht en achttien jaar lang zoet gehouden kon worden met medicijnen, die braaf hun werk deden. Maar in de onheilspellende nachten van dit jaar dacht ik na over de plannen die nog slechts dromen waren en over de tijd die me nog zou resten ze te veranderen in projecten, columns, blogs, boeken. Een pijn links in mijn onderrug die ik rechts had verwacht bleef hardnekkig zitten. De gedachte dat ik te laat zou zijn, dat ik me bij mijn arts melden zou en dat hij voor de tweede keer in mijn leven zou vragen ‘maar waarom kon je zo laat’ begon me te plagen want overlevers moeten met alles op tijd zijn.

De bloeduitslagen kwamen op het hoogtepunt van de storm die buiten woedde, waar iedereen bang voor was en die alles wat anders was reduceerde tot iets onbelangrijks. Maar bij mij waren ze beslissend. Was die boosaardige inwoner nu een stap te ver gegaan? Waren de geneesmiddelen vergeten hoe ze de tumorcellen hun wil op konden leggen?

‘Ja,’ zei mijn arts die de manager van de goede timing is en met een handvol gegevens moet inschatten wanneer het tijd was voor de chemokuren die we steeds voor ons uit hadden kunnen schuiven. ‘Nu is het zo ver.’

Ik verzoende me met mijn lot, maar de artsen die mijn geval bij hun wekelijks overleg bespraken besloten een week later dat we nog even konden wachten. Nog zes weken. Dan zou er opnieuw bloedonderzoek plaats vinden en de situatie kon dan opnieuw bekeken worden.

Mijn lief begon met het maken van de plannen. We moesten twee Wc’s hebben omdat ik tijdens de chemokuur op sommige dagen giftig ben. Waar moet die tweede toilet komen en waar moet ik tijdens die kuren slapen, boven of beneden? Een plaats voor een goed bed in de serre van waaruit ik overzicht op de tuin heb en met was kussen in mijn rug en een plank met daarop de laptop zodat ik kan blijven schrijven. We vroegen advies over de plaats van een kankerWc. Moest het schilderij van de bekende schilder wijken?

‘Ik ben erop uitgekeken,’ zei Marion. ‘In die hoek past precies een WC met een douche.’

En ik zei ‘Dat bed kan gewoon in mijn werkkamer, nee, het bed wordt mijn werkkamer.’

Ik slikte steeds wat minder pijnstillers tot het vrijwel niet meer nodig was en ineens waren die zes weken voorbij, en herinnerden we ons niet meer goed wat we in al die tijd gedaan hadden. Ja mijn nieuwe boek ‘Het leven, het leven’ was verschenen, maar ook dat gebeurde precies op zo’n vergeetdag. De enige dag die ik onthield was die waarop ik weer mijn bloed moest laten prikken, hoewel die ook verliep op vertrouwde wijze. Parkeren in de parkeergarage, trap op, een nummertje trekken, opletten om te zien wanneer je aan de beurt bent, eerst aanmelden, dan weer wachten tot je bloed afgenomen zou worden. ‘Kamer 4,’ stond er op het lichtgevende bord. Mijn geluksgetal. En weer naar huis.

Op de grafiek was de stijging iets minder steil, en de botafbraak was gehalveerd.

‘Nog een keer zes weken?’ vroeg ik aan mijn arts.

Dat leek hem een goed idee. Daar zijn er al weer twee van voorbij gegaan zonder dat er iets bijzonders gebeurde zoals alles wat er na die dag in maart anders is geworden. We maken onze dagelijkse wandelingen en maken van de maaltijden een vakantiemoment. Pijnstillers heb ik niet meer nodig. Ik heb weer zin om te schrijven. Langzaam maar zeker krijgen de dagen weer betekenis. De dromen worden zoals het hoort vanzelf weer plannen.