De dagen zijn als nerveuze vogels, die je pas ziet als ze geschrokken opvliegen. In de ochtend roepen ze met veel gefluit, getwitter en getsjilp om aandacht. Bij dreiging worden ze stil en vliegen ze in paniek op om elders rustig op een tak neer te strijken en opnieuw hun muziek laten klinken, op zoek naar een geschikte partner. Pas in de avond als de wind is gaan liggen zingen ze uit volle borst en weet ik dat er weer een dag voorbij is. Wat heb ik met die dag gedaan? Als ik eindelijk met die dag kennis wil maken besef ik dat ik die dag ik al ken. Was het niet heel kort geleden dat ik ook een maandag langs zag vliegen die in niets verschilde van deze. En woonde die dag niet eveneens in maart of was het in april of gewoon in het vorstendom van Corona?

De schorsing van het leven dat we gewend waren duurt al een eeuwigheid en zorgt ervoor dat elke dag het zelfde is geworden. ’s Morgens heel vroeg gedurende het speciale zeventigplussersuurtje in de supermarkt in de buurt de verse producten zoeken en voor anderhalve dag voedsel mee naar huis nemen. ’s Middags een uitwaaiwandeling voor twee, dus routineus draaiend, in en uit schuivend om langs tegenliggende uitwaaiers voort te bewegen. ’s Avonds in het huis van mijn schoonmoeder onderzoeken wat er na haar overlijden weg kan en wat niet. Eindeloos maken we stapels van wat er van haar tijd op aarde is overgebleven en proberen het te ordenen. Corona veranderde de uitbundige levens waarin we leefden als goden die lezingen gaven, voorstellingen bezochten en de haren van onze kinderen, kleinkinderen streelden, ze op hun zachte wangen kusten, in de saaiheid van thans, het afwachten wat er gaat komen.

Het journaal is elke dag het zelfde geworden, de krant draagt een rouwrand en bevat een handje vol woorden die onze levens hebben overgenomen. Crisis, virus, RIVM, één meter vijftig, intelligente lockdown, distancy, mondkapje, IC. Het is een Netflixserie van honderden afleveringen die we verveeld blijven bekijken omdat er niets beters op de TV is. Geboeid kijk ik hoe je kuddeïmmuniteit in gebarentaal zegt.

Maar ik ben schrijver en mijn hoofd is de hele dag bezig om het verhaal van onze tijd in andere woorden te vangen, er iets om er tenminste over te glimlachen van te maken. Voor dat laatste ben ik niet erg geschikt. Om professionele redenen heb mijn tanden in de COVID19 gezet. Dat doe ik omdat het me helpt in een onwerkelijke realiteit te blijven die mijn hersenen uitdaagt, die schreeuwt om duiding. Ik heb de ene blog af en wil al weer een nieuwe schrijven, maar weet dat overproductie schadelijk is en bijdraagt aan de eentonigheid.

Wat valt me op zo’n warme voorjaarsavond te midden van het vogelgeluid op waarover ik nog niets heb geschreven? Op dinsdag  verraste mijn krant me met een bericht dat ik nu al een paar keer gelezen heb. Bij het zien van de kop dacht ik dat iemand een grap uithaalde. ‘Nieuwe dodelijke virusziekte treft pimpelmezen’. Ik moest twee, drie keer kijken of het laatste woord in dit bericht wel juist was, maar begreep dat het ernst moest zijn omdat het op de pagina wetenschap stond en er een foto bij geplaatst was van een pimpelmees. Vrolijk in zijn gele pracht en aantrekkelijk door de mascara rond zijn ogen. Aanvankelijk bezag ik het nieuws vanuit het perspectief van een gezonde vogel hoog op een tak neerkijkend op de wereld en die in zijn krantje las dat er een nieuw virus opgedoken is dat de mens bedreigt. Maar nee, het gaat over jou pimpelmees.

De slachtoffers van deze pimpelmezenziekte hebben de veertjes opgezet en zijn hun schuwheid verloren. Hun snavel raakt verkleefd en ze hebben waterige ogen. Ook krijgen ze longontstekinkjes. In het artikel treft een zin me in het bijzonder. ‘Het versufte gedrag en het bol zitten van de pimpelmezen doet denken aan de ziekte ‘het geel’, die veel onder groenlingen voorkomt’. Het wordt me groen en geel voor de ogen zal ik maar zeggen. Deskundigen weten niet welk virus verantwoordelijk is voor deze pimpelmeesziekte, maar om verspreiding te voorkomen moeten pimpelmezen misschien wel aan social distancing doen.

Ik kijk naar de bovenrand van de krant. Het is die van 21 april en niet die van de eerste van die maand. Het is allemaal niet ironisch bedoeld. Er zijn tienduizenden zieke of dode mezen gemeld. Wat sneu voor die leuke pimpelmezen. Waardoor komt dit nu zo maar op eens? Voetbalstadions, dansevents, overvolle kroegen? Er is niets dat je er even gemakkelijk de schuld van kan geven. Het is te vroeg voor voorzorgsmaatregelen zegt een deskundige. Maar ja, je kan door je optimisme net te laat zijn waardoor je het juiste moment van ingrijpen precies mist. Dat weten we van onze ervaring met het Coronavirus. En wat betekent het bij pimpelmeesjes? Ophokplicht? Blijven ze allemaal rustig op hun eigen takje zitten?