Er is altijd een manier waarop iets kleins in een groter geheel past. Een geboorte op een onverwacht moment in een stal in een vluchtelingenkamp. De moord op iemand die voor vrede pleit. Een virus dat zich onaangekondigd meldt op een feestpartij. Wij mensen maken van het raadsel dat zich voor onze ogen ontvouwt een verhaal. We moeten wel. Dat is nodig om te zorgen dat de autobiografie die we voor onszelf hebben bedacht en die we keer op keer vertellen en zo voortdurend bijslijpen constant blijft. Dat we zo de zelfde persoon zijn vanaf onze jaren des onderscheids, gedurende de jaren van de onverschilligheid tot in de jaren van de grote finale, het slotkoor.

Hoe vaak laat een mens zich uit zijn evenwicht brengen, laat hij zijn eigen verhaal schieten, valt hij van zijn geloof af? Bij een nieuwe liefde? Het verlies van een geliefde? Of bij slecht nieuws? Berichten over een onbekende ziekte.

Nadat ik in 2002 van de uroloog gehoord had dat ik te laat was met mijn kanker en daarom een palliatieve behandeling moest volgen, dacht ik vaker dan noodzakelijk was aan mijn eigen slotakkoord. Het moest mijn grote knalverhaal worden. Daarna zou ik rustig kunnen vertrekken omdat er iets van mij over zou blijven. Ik besloot om alles wat ik als arts, medisch antropoloog, humanist geleerd had over mensen en hun ziektes bij elkaar te brengen in één enkel boek. Maar ik was niet de enige. Er zijn zoveel mensen die aan het slot van hun leven nog iets willen zeggen en ze worden lang niet allemaal aan een praatjestafel van een TV-programma uitgenodigd. Het is dringen bij de hemelpoort van mensen die eerst nog even iets geschreven moeten hebben.

In 2011 verscheen uiteindelijk GEZOND en toen ik merkte dat het boek niet door recensenten opgepakt werd, volgden er boeken ter aanvulling, zoals vorig jaar nog het boek OVERLEVEN over de evolutie en het mechanisme waarbij alles wat leeft slechts overleeft dankzij diversiteit. Alles wat leeft plant zich voortdurend voort en de nieuwe varianten die het succesvolst zijn hebben de meeste kans om een plekje voor zichzelf te vinden. Voor elk levend organisme is er wel een niche die passend is en voor COVID19 virus was dat blijkbaar de menselijke samenleving van 2020.

Nu nog iets schrijven over iets wat zo veel verrassingen in petto heeft is natuurlijk een ambitieuze onderneming. Wat gisteren baanbrekend was is morgen al oud nieuws. Ik lees mijn oude werk opnieuw en kijk wat ik nog toe kan voegen aan een gesprek dat iedereen tegelijkertijd voert en wil eigenlijk niet eigenwijs lijken, de jongen in de klas die echt het eerst zijn vinger had opgestoken.

Maar recentelijk betrap ik mezelf erop dat ik me niet meer in kan houden. Wat er momenteel gebeurt heb ik toch al opgeschreven. Heeft niemand dat gelezen? Maar wie ben ik om naar te luisteren, een man die zijn eigen woorden al steeds moeilijker kan onthouden? Ik denk aan het prachtige laatste couplet van Les Bourqeois (de burgermannetjes) van Jacques Brel over de drie mannen die elke week bij elkaar komen in Hotel les Trois Faisans. Ze zijn oud geworden.

Le cœur au repos
Les yeux bien sur Terre
Au bar de l´hôtel des “Trois Faisans”
Avec maître Jojo
Et avec maître Pierre
Entre notaires on passe le temps
Jojo parle de Voltaire
Et Pierre de Casanova
Et moi, moi, moi qui suis resté le plus fier
Moi, moi je parle encore de moi

Die laatste zin zo mooi vertaald door Ernst van Altena: ‘En ik de superarrogante, ik haal nog steeds mijn eigen woorden aan.’

Bescheidenheid is de lentejurk voor het laatste ballet van de oude man. Wees echter niet bang want alles komt goed. Is het niet rond eind april dan wel begin juni. De leukste maand van het jaar slaan we gewoon over en misschien ook wel de zomer en anders beginnen we in 2022 helemaal opnieuw met nieuwe vaardigheden om afstand te houden en meer respect voor iemand anders ruimte.

De leiders en wetenschappers die ook nog niet kunnen weten wat er zal gebeuren, geven en nemen een beetje vrijheid om zo de toevoer van mensen die de ziekte daadwerkelijk hebben gekregen onder controle te houden. En ze noemen deze experimenten op de bevolking intelligent. Maar we weten dat er nog veel mensen zullen sterven, meer dan normaal gesproken en het zal ongemakkelijk zijn. We zullen moeten leren om te gaan met de wetmatigheid van het kleine stukje RNA waar het bij dit virus om gaat. We moeten begrijpen hoe dat stukje virus zo goed paste in onze overbevolkte wereld en de manier waarop we leefden. Er is nooit een ziekte geweest waarbij het niet ging om een mismatch tussen aanleg en omgeving en dat geldt ook voor het succesvolle virus. We moeten leren hoe we moeten laveren tussen het grote drukke feest en het voorzichtig manoeuvreren op anderhalve meter. Zorgvuldig op kousenvoeten op je tenen door een wereld vol onzekerheid en niet met vieze schoenen binnen komen in een ruimte waarin voorlopig nog elke kuch telt, elke koortsaanval ons zorgen baart en men met de deskundigen en doemdenkers op duizend manieren aan niets anders meer kan denken dan aan het virus, terwijl we vooral ook bezig moeten zijn met de wereld waarin dat virus terechtkwam. Met ons eigen verhaal. Wie waren we, wie werden we en wat dragen we nog bij?