Wat heerlijk dat die wereld kankerdag weer voorbij is, die dag waarop alles nog eens lekker over je heen komt en wordt opgerakeld.
De kunst om het te vergeten en de doem achter je te laten is een groot goed. De pijn wordt minder, maar de littekens blijven en jaarlijks op 4 februari speelt de littekenpijn lichtjes op.
Ik zie me dankzij de bangmaakcampagne die gekoppeld is aan de collectebus weer sprakeloos met de telefoon in mijn hand staan omdat de PSA 97 was. De allerliefste collectant roept de angst van de volgende dag op toen ik ‘s ochtends vroeg door het donker van het ziekenhuis terugreed naar huis en niet wist hoe ik haar moest vertellen dat het zwaard van Damocles zojuist door de uroloog boven ons gezamenlijk leven was opgehangen. Nooit van mijn leven was ik zo bang geweest voor een gesprek met mijn lief en dat de juiste woorden me zouden ontglippen. Ik ervaar opnieuw de buikpijn van het lange wachten tot we de omvang en gevolgen van de komst van die kleine binnendringer in ons leven begrepen en beleefd moesten wachten tot iemand iets kon doen. Wat duurde dat wachten lang. Een dag werd een eeuwigheid. Ik weet nog de gul geschonken voetmassages, het koortsachtig volgen van vrolijke, luchtige televisieseries om mijn hoofd op iets anders te zetten.
Ik moest de zorgdraak in de ogen leren kijken en mijn open houding ten aanzien van de wereld blijkbaar opgeven. Er was alarm, ver voorbij code oranje. Mijn leven werd bedreigd. Door de sombere toon van artsen veranderde de aanvankelijke nieuwsgierigheid naar wat er met mijn lijf aan de hand was langzaam maar zeker in een diepe ongerustheid. De stoïcijnse houding waarmee ik de toekomst tegemoet probeerde te treden werd aangevreten door de angst die de uitslagen die mijn artsen vanaf hun computerscherm oplazen bij mij opriepen. Het duurde minstens een jaar voordat ik de kanker een plaatsje had gegeven in mijn bestaan en ik weer vol uit durfde te leven, maar altijd bleef er iets aan mijn ziel knagen, ook als ik lachte en gelukkig was.
Die jaarlijkse kankerdag voelt als het vieren van het verlies van mijn onschuld, het feest van de onnozelheid voor de verdoemenis die de grote godsdiensten hebben uitgesproken over de mens. Wij dansen met de man met de zeis in een sombere tango. Hij stuurt me en ik moet braaf volgen, er het beste van maken. Het is het kaartspel waarin de kaarten voor mij beroerd gedeeld zijn en het is oneerlijk te vragen ze opnieuw te delen, want dat mag niet in dit spel.
Vanaf de tweede of derde wereld kankerdag die ik mee maakte durfde ik er om te lachen, om de ambtenaren van de dood en hun ridders in het wit die dapper hun goedbetaalde onderzoeken deden, de wereld rondreisden naar leuke congressen, faam verwervend door hun in keurig Engels opgeschreven bevindingen in vakbladen, waarin ze zelden worden tegen gesproken omdat bijna niemand de kennis bezit om hun statistieken anders uit te leggen en de keizer geen kleren draagt, zodat alleen de kinderen het doorzien. En ’s avonds laat proberen ze in hun nieuwe pak in de praatprogramma’s uit te leggen hoe het met de strijd tegen kanker gesteld is en roemen de grote vorderingen.
Ik leerde de hijgerige acties te bespotten, de rekenspelletjes van deskundigen te doorzien of regelmatig testen op kankersignalen nu werkelijk de kanker vroegtijdig helpt vinden en ons een gelukkig einde bezorgt of dat het voor een langer leven in pijn en onzekerheid zorgt.
Dit jaar was de campagne van de Wereld Kankerdag: ‘The ‘I Am and I Will’ campaign has a strong message that empowers people, engaging them in an amazing level of commitment, raising collective awareness concerning cancer prevention.’ Ik ben hoewel ik me meermalen daarvoor heb aangeboden dit jaar weer niet uitgenodigd om mee te beslissen waartoe dat jaarlijks ingezamelde geld het beste zou kunnen worden gebruikt. Dus ik geloof niet meer in empowerment van mensen met kanker en een amazing level of commitment.
Maar vandaag is het geloei van de kankerstorm al weer voorbij en heeft plaats gemaakt voor de hete adem in onze nek van andere nieuwsberichten. Er daalt daardoor weer een weldadige rust bij me in die elke storm weerstaat.
Een storm
weerstaan,
zoals opvangen
van een aanslag
op het lichaam,
is geen strijd
van keihard
en onkreukbaar.
Je weerbaarheid
zit ‘m in meeveren,
flexibel zijn
als een rietstengel
of bamboestok,
gelaten over je heen
laten komen
met een weldadige
innerlijke rust.
Niet het lichaam
het werk laten doen,
wel de geestelijke kracht
en de focus
op wat echt
belangrijk is.
Wat is mij dit toch uit het hart gegrepen!