In augustus volg ik Marion op het spoor van de herdenkingen. Elk jaar weer de zelfde weggeslikte herinneringen, de boosheid, de berusting en de tranen die opwellen, maar nooit meer vallen. Het verdriet is opgedroogd en de tongen vermalen moeizaam de verhalen die verteld moeten worden. Ze zijn een onderdeel geworden van een geschiedenis zonder einde. Over het begin weten we niets meer en hoe het af zal lopen doet er eigenlijk niet meer toe. De klaagzang van de herdenking is op zichzelf het doel geworden om erkenning te krijgen voor een strijd die de meesten nooit meegemaakt hebben.

Ik hou van die bijeenkomsten, hoewel het me verbaast dat de toespraken gaan over helden die gestorven zijn voor een vrijheid die nooit gedefinieerd werd en dat er wel veel mannen en vrouwen in uniform staan, maar geen strijders voor mensenrechten, geen politici die het lef hadden te proberen een zinloze oorlog te vermijden. Militair personeel dat de rechterhand tegen de baret drukt, niet als teken van verdriet maar van de machteloosheid die legers in de chaos van de geschiedenis willen brengen. De generaal met het bordje met medailles op de borst praat geanimeerd met de kolonel en ze vergelijken de eretekens. Deze ter gelegenheid van het huwelijk van Alexander en die heb ik niet. O is die speciaal voor de verjaardag van Maxima geweest, maar ik heb deze van het staatsbezoek aan Hongarije.

Ja laten we herdenken, al was het alleen maar voor de laatste getuigen door dementie geplaagd ook het onvoorstelbare hebben vergeten. Marion leest haar gedicht voor. ‘Jullie hebben de oorlog niet meegemaakt’. Ik ken het bijna uit mijn hoofd, net als het gedicht ‘Vrijheid’. ‘Als vrijheid is hou jij je mond want ik heb iets te zeggen’. Het mooiste zijn de reacties die uit het diepst van de behoefte ergens bij te horen voortkomen. Bij een kleur, de geur van een land, de klank van een vergeten taal, bij een onbegrepen pijn of een onuitgesproken ergernis.

En spekkoek of Indische pastei na afloop.

Dit jaar waren Arnhem en Zwolle aan de beurt. ’s Avonds rijden we terug naar huis met een tevreden gevoel. Het was toch weer goed.

Eddy en zijn vrienden speelden oude Country and Western nummers, de muziek die geconfisqueerd werd door een generatie van mensen die onder de palmen en de volle maan dansten. ‘Wat komt Eddy op deze herdenking in hemelsnaam doen?’ vraag ik nieuwsgierig aan een van de organisatoren. Hij antwoordt met gedempte stem.

‘Hij is uitbehandeld en heeft nog hoogstens drie maanden. Zijn vrienden komen drie keer in de week in de kamer van het verpleeghuis en dan gaat de deur op slot. Ze spelen eindeloos de nummers van hun jeugd.’

Ik begrijp het. Het is de mooiste herdenking die je je voor kunt stellen. De grote pleister op zijn gezicht om het gezwel af te dekken en onzichtbaar te maken is beter op zijn plaats dan het legergroen. Eddy die gebogen over zijn gitaar in zichzelf probeert te kruipen en de pijn van het levenseinde tot een herdenking op zichzelf maakt. En dan voel ik ineens de damp van de herdenking voor de ogen opkomen die de werkelijkheid niet willen zien. Iedereen heeft zijn eigen herdenking en zonder te schreeuwen en paraderen zijn we in onze angsten en vergeten dromen één. Zonder geweer maar met een gitaar.