Met dromen weet ik me meestal geen raad, zeker niet als het wel eens de dromen van een aangekondigde dood kunnen zijn.  Vol bewondering luister ik naar mensen die onmiddellijk kunnen uitleggen wat de droom van een ander betekent. Het liefst maken we er snel een verhaal van dat de geheimzinnigheid van de herkomst van de boodschap neutraliseert. Zelf dacht ik ook altijd dat ik  overal een verhaal van moest maken, want dan heb je geen paraplu nodig tegen wat onverwacht op je neer klettert. Ik besef inmiddels dat je een droom moet respecteren. Een droom is een droom is een droom. Dat is alles.

Deze week droomde ik. Marion en ik moesten ergens naar toe. Ik wilde me nog even omkleden voor we de deur uit stapten. Marion werd echter ongeduldig want over een half uur moest ze bij de Bijenkorf in Amsterdam zijn om een nieuw boek te signeren. Ik hoorde het starten van de auto al, stopte halverwege met me omkleden, rende de trap af, sloot de buitendeur af en ging naast Marion in de auto zitten. Toen we eenmaal onderweg waren zag ik pas dat ik poedelnaakt in de auto zat. Zij zei niets en ik evenmin. Eenmaal aangekomen in de stad parkeerden we de auto en liepen haastig naar de winkel waar we maar net op tijd op de boekafdeling kwamen. Nog altijd was ik ongekleed. Niemand zei iets en niemand lachte. Er was zelfs geen kleine jongen die zei dat de keizer geen kleren aan had. Aanvankelijk dacht ik dat de winkelende mensen niet naar me wilden kijken. Maar misschien zagen ze me echt niet omdat ze zo druk waren met de aanschaf van leuke spulletjes waartussen ze niet konden kiezen en met het appen met mensen ver weg om te overleggen over zo’n gewichtige keuze. Foto sturen, wachten op antwoord en dan weer terug naar les objets de desir uitgestald op de tafels van het paleis der hebberigheid.

Ik nam rustig plaats naast Marion, maar werd door niemand gezien. Het zou me niet verbazen als onze Vlaamse vrienden in zo’n geval zouden zeggen ‘niet gezien, niet geliefd’ en dat maakt van mijn droom ineens wel een heel droevige.

De boekenliefhebbers waren uitsluitend  voor mijn vrouw gekomen en stonden in een lange rij. Niemand gunde me een blik waardig. Marion had blijkbaar ook nog steeds niets door, want ze zweeg en zei niet eens ‘had je niet iets anders aan kunnen trekken?’ Uiteindelijk kwam de afdelingschef met een te korte zwarte badjas die in de aanbieding was, hielp mij erin en voerde mij af.

En hup, ik was op slag wakker. Tijd voor een plas in het vroege licht van een mooie zomerdag en gekleed in een wit T-shirt en een jongemannenslaaponderbroek die ik voor mijn verjaardag van mijn drie kleindochters had gekregen stommelde ik naar het toilet in de badkamer. Gelukkig, ik had Marion niet gewekt. Die kon rustig verder gaan met signeren.

Dromen? De zeven werelden gaan steeds meer door elkaar lopen en alles is vierdimensioneel geworden. Ik zie de fietsende toeristen op de Prinsengracht die boven op de brug midden op het wegdek stilstaan, ik zie de bezwete ouders met kinderen die pannenkoeken willen, ik zie jonge mannen die te haastig te veel bier drinken en nog niet helemaal goed weten dat ze kinderen wensen en een vrouw die bereid is ze alles te vergeven, ik zie alle vrouwen die zichzelf wijs hebben laten maken dat er iets aan ze mankeert maar in werkelijkheid wonderschoon over straat paraderen en ik zie de jonge vrouw die verdwaald zijn en via de koordjes die uit  hun oren groeien glimlachen naar mensen op duizend kilometer afstand, en ze lopen in vele lagen dik kris kras door elkaar heen. Ze hebben niets en alles met elkaar te maken, maar zien elkaar niet. Tientallen talen weerklinken en ik begrijp ze allemaal. ‘Zie je mij? Ik loop nu op aarde rond en het is maar kort.’

Daartussen beweeg ik me zelf in een droom waarin ik naakt ben maar me er niet voor schaam omdat ik word beschermd door de onzichtbaarheid van de ouderdom. Dan begin ik langzaam maar zeker te zweven en kijk van boven af omlaag. Wat mooi. Iedereen. Ook de dronkaard die vraagt om wat geld om te kunnen eten.

Wat moet ik van mijn nacht- en dagdromen leren? Dat ik steeds ouder word en steeds minder begrijp, iets dat door mensen die ik niet ken als wijsheid wordt gezien, en dat ik simpelweg aan het verdwijnen ben? Dat ik dat helemaal niet wil. Ik heb net mijn nieuwe boek bij de uitgever ingeleverd en moet verder met mijn drie andere projecten. Ik wil bij deze wereld blijven behoren, hoe slecht het misschien ook met ons af zal lopen. Wie weet stikken we door de vervuilde lucht, verzuipen we door het verdwenen poolijs, worden we onderworpen aan de legers van de eikenboomprocessierups, zal de toorn van al degenen die we in armoede en honger lieten barsten, voor wie we de grens afsloten, wiens geloof we belachelijk maakten op onze hoofden neer zal komen. Maar van waar ik naakt rondvlieg en omlaag kijk, is het schitterend. Vreemd genoeg zweeft de kanker vreedzaam met me mee.

Nog altijd is het niet te laat. Haal me omlaag zodat ik mee kan doen aan het schrijven voor een wereld met groen, veel dieren, schone oceanen en mensen die niet bang zijn de oortjes uit te doen en elkaar in de ogen te kijken en heel even  – een seconde maar, een nauwelijks zichtbare beweging rond de lippen – te glimlachen.