I

Een getal? Ik weet zeker dat ik nog nooit tegen iemand die over het ouder worden klaagt gezegd heb dat leeftijd maar een getal is. Ik doe daar niet aan mee. Wat een cliché en wat wordt daarmee in hemelsnaam bedoeld? Het is niet zo maar een nummer, maar een exacte aanduiding van hoe veel jaren er voorbij zijn gegaan sinds je in paniek schreeuwde omdat je uit de warme baarmoeder werd verstoten en de koude in moest, altijd op zoek naar een plaatsje in de zon, dicht bij de kachel, niet te ver van de glimlach van je geliefde.

Ik werd vorige maand 71. Alle jaren die ik mocht meemaken zijn mooie stevige jaren geweest. Het enige euvel aan die jaren was dat ze te strak in hun vel staken om alle gebeurtenissen, gevoelens en tot werkelijkheid te brengen dromen erin te doen passen. Hoe ouder ik word lijken ze bovendien ook nog eens steeds korter te worden, maar ze bestaan nog altijd uit 365 fantastische dagen. Ja, 365 keer hoopvol opstaan om de wildste plannen uit te voeren en 365 keer naar bed jezelf vergevend dat het allemaal niet gelukt is, maar dat er morgen weer nieuwe kansen zijn. Leeftijd een getal? Ik vraag niet om troost voor het ouder worden. Kom maar op met die jaren. En dat de trap steeds hoger lijkt, het mes steeds wat botter wordt, de fiets steeds moeilijker te beklimmen, mijn gang trager en mijn rug krommer, ik neem het graag voor lief. Daarom ben ik blij met elk jaar erbij. Toch maar mooi de 71 gehaald. Wie weet wat er nog meer in het vat zit?

Ooit zei ik stoer dat verjaardagen vieren iets voor meisjes is, maar dat doe ik al lang niet meer.

Op weg naar een nieuw avontuur verbleven Marion en ik en paar dagen in Lugano. Daar had mijn lief een suite in een hotel gereserveerd om bij het heuglijke feit stil te staan dat ik weer een kilometerpaaltje in mijn prachtige levensreis  had bereikt. Vanaf het balkon hadden we een schitterend uitzicht over het meer. Als we uitgekeken waren wisten we dat er wandelpaden in alle richtingen op ons wachtten. Er waren bovendien een sauna, een zwembad, een Japans en een Italiaans restaurant en bij het ontbijt grote glazen potten met daarin zelfgemaakte jam van bramen, bosbessen en frambozen die vorig jaar aan gretige kindervingers waren ontsnapt.

We namen het treintje omhoog. Naar San Salvatore. Niet uit luiigheid, maar omdat Marion weet hoe zwaar het me valt met mijn versleten heup omhoog te klimmen. Boven op de berg staat het kerkje van waaraf de besneeuwde bergen rondom te zien zijn en ook de diepe meren, waarin de tranen van de terugtrekkende gletsjers zich ophopen. Dichter bij het uitzicht van kosmonauten kun je nauwelijks komen. Can you hear me Major Tom, can you hear me Major Tom? Op een afstand van nog geen keukentrapje ben je daar in de hemel.

Toen ons hart verzadigd was en de zenuwbanen niets meer aan konden, besloten we aan de tocht omlaag te beginnen. Ik zag aan het begin van het pad nog een verkeersbord met daarop een afbeelding van de schoenen die we droegen en die het beste bij onze kleding van die feestdag pasten met daar door heen een streep. Eronder een bord dat een lelijke bergschoen propageerde. Kom op zeg, in mijn leven ben ik overal gekomen, op welk schoeisel ook, zelfs op teenslippers.

Aanvankelijk ging het prima, maar de treden waren verschillend in hoogte, de boomwortels zetten me letterlijk op het verkeerde been en over steengruis dat hier en daar gestort was begon ik te schuiven en hervond met moeite mijn evenwicht. Marion liep een meter of dertig voor me en keek af en toe ongerust naar me om. ‘Gaat het wel?’ riep ze. Ik antwoordde met tweeletterige leugens.

De eerste keer dat ik viel schrok ik. Zo maar midden in een stap van de ene trede naar de andere miste ik de kracht in mijn benen om te blijven staan. De spieren weigerden hun werk en ik viel achterover boven op mijn rugzak met daarin mijn camera. Als die maar niet kapot was. ‘Wat is er?’ vroeg Marion.

‘Gevallen!’ liet ik haar weten. ‘Ga maar vooruit. Ik kan niet meer zo snel.”

Maar ze liet de afstand nooit meer dan dertig meter worden en over de wandeling die volgens de routeinformatie ongeveer twee uur zou duren deden wij drie-en-een-half uur. Ik was veilig omdat ze nooit ver uit mijn buurt was. De meeste valpartijen zag ze gelukkig niet en evenmin dat ik steeds vaker bij de moeilijke afdalingen ging zitten en op mijn billen omlaag ging.

Weigerende beenspieren. Wat is de definitie van een mens? Een wezen dat zich op twee benen voortbeweegt en voortdurend loopt te denken en zo een eigen wereld creëert naast de werkelijkheid. Dat eerste lukte me die dag vrijwel niet meer en aan dat tweede mankeert in toenemende mate van alles, waardoor het denken vervangen is door een mistige wereld waaruit woorden wegvallen en vervangen worden door wanorde en onzekerheid.

Ricardo mijn fysiotherapeut vertelde me later dat die weigerende spieren verschijnselen van verzuring zijn. Ik troost me met de gedachte dat ik het nooit eerder heb gehad en niet vroegtijdig volledig verzuurd ben.

Nee 71 is niet zo maar een getal. Mijn camera doet het nog en ik heb een indruk gekregen van wat erna de zeven wacht. Nieuwsgierig kijk ik uit naar de rest van het traject.