Deze week was ik bezig om muziek te selecteren voor Radio 4 ‘Goede morgen met’, een twee uur durend programma op zaterdagochtend van tien tot twaalf. Als start daarvoor heb ik gekozen Va Pensiero, het Slavenkoor uit de opera Nabucco van Verdi: ‘Bewaar de herinneringen in je gemoed/ Vertel over de tijd die ooit was’.  Het markeert mijn bewuste besef dat er hemelse muziek bestond, die langer duurt dan mensenlevens. Het gebeurde in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Elke week was het slavenkoor te horen omdat het de begintune van het zondagse operaprogramma op Brussel 1 was waar mijn nukkige opa elke week naar luisterde. Daarbij wenste hij niet gestoord te worden en als we te luid spraken werden we de huiskamer uitgezet. Pas later begreep ik dat het een depressie was, de nasleep van de tijd na de oorlog toen hij vergeefs wachtte op de terugkeer van zijn broers, zussen, neven en nichten. Geleidelijk werd duidelijk wat er met de 67 familieleden die naar de vernietigingskampen waren gestuurd gebeurd was. Hij zat het liefst alleen en dirigeerde dan met zijn handen koor en orkest. ‘Ga op zoek naar de zoete geboortegrond/ O mijn land zo mooi en verloren’.

Toen ik mijn uiteindelijke keuze gemaakt had zag ik dat ik een sentimentele dwaas ben, die ademt via de nostalgie die ouder wordende mensen beschermt tegen een wereld die ze langzaam maar zeker steeds meer in de steek laat. De trage koren en emotionele klanken druipen als smeltende roomboter van de poffertjes af. Zo gaat dat als je ouder wordt. Uiteindelijk blijft er een leeg bord met gestolde restjes vet en poedersuiker over, restant van intens kinderplezier.

Ik mocht alle muziek zelf kiezen, vervolgens ook nog mijn programma presenteren en wilde gedurende dat proces duidelijk maken dat muziek gedeeld moet worden. Het is ontstaan om mensen met elkaar te verbinden, om te imponeren, om te ontroeren, om samen te huilen, om samen te genieten van de eindeloze pogingen van ouders die hun kind poesje mauw voorzingen zodat de kleine het uiteindelijk nadoet tot de keuze van muziek bij de laatste plechtigheid. Daartussen strekt het leven zich uit als een ongeplande route, die bij terugblikken de meest zinvolle levensweg lijkt te zijn geweest en die gemarkeerd wordt door vlaggen van muziek.

Daarom vroeg ik mijn lief, mijn zoon, mijn vrienden welke muziek ik op ze overdroeg. Daarnaast onderzocht ik wie bij mij klanken had achtergelaten die me nu nog steeds onmiddellijk helpen de weg terug te vinden. Hoe ouder ik word des te belangrijker een muzikale autobiografie is, want als het geheugen niet erg trouw blijkt te zijn, dan is er in elk geval muziek met zijn eigen ordening van de grijze cellen.

Op de vraag welke muziek er als ik er niet meer ben beluisterd moet worden, antwoord ik meestal dat het me weinig kan schelen. Ik kan het zelf toch niet meer horen. Het is jullie feestje, waar je bijeen bent om te vieren dat je er nog bent. Het moet muziek zijn waardoor mensen flink moeten huilen, zodat ze schoon en helder van hart weer verder kunnen, en me toe kunnen laten in het archief van hun herinneringen opdat ik heel af en toe nog tot leven gebracht kan worden. Laat bijvoorbeeld Beim Schlafengehen horen, een van de vier Letzte Lieder gecomponeerd door Richard Strauss op een gedicht van Herman Hesse en gezongen door Jessy Norman: ‘Und die Seele unbewacht/ Will in Freien Fluegen schweben/ Um in Zauberkreis der Nacht/ Tief und tausendfach zu leben.’

Ineens bedacht ik me dat ik daar bij nader inzien het radioprogramma toch niet mee wilde eindigen. Ik ben er toch nog en wil me liever niet zo intensief met de dood bezighouden zolang er nog leven is. Ik moest denken aan de Soendanese Degung muziek uit West Java, die maar altijd door lijkt te gaan, geen begin lijkt te kennen en niemand weet precies wanneer het voleindigd is. Ik herinner me een avond in een kampong zonder elektriciteit waarbij de olielamp uit zuinigheidsoverwegingen slechts een zwak licht verspreidde, en Marion en ik patience a deux speelden. Het ritmische geluid van de bamboe percussie-instrumenten kwam van de andere kant van de rivier waar net als bij ons een lichtje brandde. Daar waren mensen die iets vierden omdat er altijd een reden is om dat te doen. Een pikdonkere nacht en twee lichten ongeveer 1000 meter van elkaar vandaan. De schrille klanken van de fluit kwamen naar ons toewaaien en het vervulde me van een verlangen daarheen te gaan, andere mensen te leren kennen, nieuwsgierig te vragen naar hun kinderen, wat ze gelukkig maakt en de wereld te bereizen tot het laatste beetje olie op is.