Ben ik een kankerpatiënt? Ik hoop van niet. Dat lijkt me maar niets.

Mijn leven lang heb ik geprobeerd te ontsnappen aan het vangnet van de samenleving waarin men graag met duidelijkheid te maken heeft. Dat willen mensen nu eenmaal. Ze houden niet van onzekerheden en vragen zich af wat voor vlees ze in de kuip hebben? Nu, ik eet geen vlees.

Toen ik ooit dagelijks schreef over medicijnen en door mensen werd overladen met lof en vragen – de lof om me gunstig te stemmen me in hun probleem te verdiepen en de vragen omdat ze daarmee niet naar de eigen dokter durfden te gaan – voelde ik steeds meer behoefte mijn poëtische kanten te exploreren. Ik citeerde te pas en te onpas schrijvers van een eeuw eerder en schreef mijn eerste roman. Na een tijdje begon het weer te kriebelen. Ik wilde geen saaie, serieuze man zijn die werkelijkheden bedacht en schreef daarom voor De Blauw Geruite Kiel in Vrij Nederland stukjes over seks voor kinderen (even voor de duidelijkheid: niet met). Daarna ging ik weer studeren en werd ik antropoloog om vervolgens scripts over gezondheid te schrijven voor de VPRO kindertelevisie. Wie ben je dan? Wat is je identiteit?

Ongrijpbaar wilde ik zijn. Zo deed ik aanvankelijk ook nooit interviews met een foto van mezelf erbij. Onherkenbaar blijven of juist superijdel? Wie zal het zeggen? De vragen wie ben je en wat doe je maakten me ongemakkelijk. Waarom zou ik dan nu, zomaar omdat ik kanker heb, een kankerpatiënt geworden zijn? Waarom zou ik me in laten delen in categorieën zoals ziek of gezond? Nog net in leven of spoedig dood.

Nee. Ik geloof niet zo erg in de dwingende kracht van buiten af die de identiteit van mensen bepaalt. Onze genen komen pas goed tot uiting bij de gratie van de externe leefomstandigheden. Ze worden blootgesteld aan de schoonheid van de werkelijkheid. En cultuur is een constructie van externe factoren die door je leefomgeving worden bepaald. Daarmee probeer je zin te geven aan alle chaos rondom je. Het is een hulpmiddel bij het overleven, zodat je niet gaat dobberen en de weg kwijt raakt door de vele veranderingen waarmee je te maken krijgt. Het is een anker dat je uitgooit om even stil te liggen om op adem te komen. Daarna haal je het anker weer op en ga je verder met de reis van je leven. Dus als je na de diagnose kanker de wonden gelikt hebt herdefinieer je jezelf en je vervolgt je levenspad. Een aardig mens dat nog iets nuttigs voor de wereld doet. En dat pak trek je ’s morgens aan en je lacht bij het eerste ochtendlicht.

Zoals je helemaal zelf bepaalt of je ’s morgens als je wakker wordt je je gaat gedragen als een boze witte man, een bezorgde en angstige oude twijfelaar, een miskend genie, een arrogante verdediger van het witte privilege, een angstige zwarte piet adept, zo bepaal je ook elke ochtend weer of je vandaag eens lekker zielig gaat doen over de kanker of dat je gaat laten zien dat de kanker je niets doet omdat je wat er ook gebeurt toevallig al de jas van een andere identiteit draagt. Die van de dichter of van de wereldverbeteraar.

Ik moet niets hebben van de cultuur van de sneue kankerpatiënt, want die bevalt me niet. Het doet me te kort. Ik denk dat ik maar eens ga werken aan een filmscript. Dat lijkt me leuk. Ivan Wolffers is de naam en ik drink mijn martini wodka ‘shaken not stirred’.