In het restaurant waar we op onze opa-en-oma-dagen met Katelijne lunchen, vinden rondom ons voortdurend zakengesprekken plaats. Mannen die aan elkaar snuffelen, grommen, hun tanden laten zien, en vrouwen die erbij zitten om al het testosteron te kalmeren en dan toeslaan met oplossingen waar iedereen ineens blij mee is. Als eenmaal het punt bereikt is waarop iemand zegt ‘ik zal je eerlijk zeggen, ik houd hier nul komma nul aan over’ of ‘ik heb veel te veel gevoel om gebruik te maken van de sportbond om over de inkomsten na te denken’, weet je dat de fase van de leugen begonnen is die tot een vrede zal leiden waarna iedereen – tevreden met zijn eigen aandeel – naar huis terugkeert. De testosteron is vervangen door knuffelhormoon, oxytocine. Ze zien elkaar spoedig daarna in een skybox om te juichen voor het zelfde team. Dat is een enorme vooruitgang met twintig jaar geleden, toen ze nog samen naar het bubbelbad in een bordeel gingen.

Leer mij het mannelijk hormoon kennen. Sinds ik er ter ere van de onderdrukking van de groei van mijn kanker geheel van gestript ben, begrijp ik precies wat het met een man doet. Het verandert hem in een roofdier dat in periodes van liefde ook kopjes kan geven. De beste tijd van het mannelijk hormoon lijkt echter voorbij te zijn. Wereldwijd worden de uitwassen van testosteron bestreden – van me too tot het bewust stimuleren van de benoeming van vrouwen op plaatsen waar voorheen de testosteronstrijdbijl beslissingen beslechtte – en menige vrijetijdsfilosoof heeft nagedacht over het verdwijnen van de man uit de samenleving. Het weinige waarmee een man zich uiteindelijk nog verdienstelijk kan maken is het leveren van een kwatje zaad. In het licht van het steeds korter worden van het Y-chromosoom voorspellen wetenschappers zelfs dat het Y-chromosoom over enkele miljoenen jaren geheel verdwenen zal zijn. Logisch, want vrouwen die zonder dat chromosoom net zo gezond en langer dan mannen overleven, vormen het bewijs dat ze echt wel zonder kunnen.

Voor het zo ver is zal dat gedoe met seks nog wel een tijdje verbonden blijven met testosteron, maar dan wel in een gecastreerde variant, die van een tijger die ook zorgt voor het verwisselen van de luiers en het uitruimen van de afwasmachine. Wat kan een man met een hangneef door de voortdurende stress, de antidepressiva, of de prostaatkankerbehandeling beter dan een vrouw met een fluoriserende kunstpenis? En is de herenpik nu echt wel de voorwaarde voor een seksueel hoogtepunt, hetzij een van huid en bloed hetzij van geheimzinnige kunststoffen.

Ik voel me expert op testosterongebied, maar vrees alleen dat ik door de behandeling die me de woorden afneemt en mijn geheugen ondermijnt, straks niet meer weet wat ik in de afgelopen vijftien jaar heb geleerd. Laat me daarom snel nog even delen wat er na alles wat ik er al over heb geschreven nog de moeite waard is om te weten over het mannelijk hormoon. Het zorgt ervoor dat de impulsen die bij de man opkomen niet goed worden geremd. Hoe meer hormoon, hoe minder controle over die impulsen. Mannen nemen belachelijke risico’s. Dan kan je beter een vrouw aan het hoofd van een bank hebben. Hufters worden het met onvoldoende empathie en teveel zelfmedelijden.

Gelukkig hebben mannen na hun vijftigste steeds minder productie van de ontregelaar van beschaafd gedrag. Maar hoe overleven ze als man dan de hitsige samenleving nog?

Sinds kort heb ik een testosterononderdrukker als medicijn die nog sterker is dan alle die ik voorheen heb moeten gebruiken en ik schrik soms hoeveel mannelijke laagjes er nog afgehaald blijken te kunnen worden. In gesprekken merk ik bijvoorbeeld dat ik er niet meer tussen kom als het gaat om de haan die het hardste kraait. Ik zie dat in principe als een vooruitgang, maar vraag me wel af en toe af waarom ik er bij zit. Alleen bij thuiswedstrijden – die over onderwerpen gaan waarvan ik veel weet – durf ik het nog wel eens aan, maar het is pijnlijk te zien hoe de bluffers me soms het woord ontnemen. Mijn stem is zachter geworden en het betekent dat bijna niemand nog naar me luistert. Daarom blijf ik maar schrijven.

Sinds kort verandert ook mijn gevoelsleven. Ik kan steeds minder opgewonden raken door wat er rondom me gebeurt. Ik heb mijn sociale netwerk laten krimpen tot dat met Marion, Kaja en Kaya, de kleindochters en wat goede vrienden. Hoort dat bij het naderen van de uitgang van het leven? Ligt het aan mijn testosteron-is-nul therapie? Mijn huid is dikker, mijn nagels hard als beitels om ze in het zand te zetten als ik onder de grond gelegd zal worden. En als ik naast Marion in de bioscoop zit en naar A Star is Born kijk, weet ik dat het een prachtige film is en erg ontroerend. Een echte man – hard van buiten, klein hartje – die aan zijn einde komt om plaats te maken voor de geliefde die beter dan hij zingt. Maar ik ben verbaasd dat ik geen enkele traan voel opkomen.  Ik hoef niet alle titel te laten passeren tot ik me weer veilig in de buitenwereld kan vertonen. Mijn leven lang waren mijn wangen nat bij het geringste teken van ontroering, maar nu ben ik inmiddels niet alleen langdurig van mijn testosteron bevrijd, maar ook van mijn meest fundamentele menselijke eigenschappen. Mijn tranen.