Vanaf het allereerste moment dat ik in de jaren zeventig en tachtig de graffiti in New York zag, was ik er verliefd op. Ik was jong en zag er een poging in van de bewoners van de stad om hun stempel te zetten op de betonnen kolossen rondom hen. Een soort herovering van de niche waarin ze dagelijks sliepen, werkten, aten, zich vermaakten. Een manier om kleur te geven aan de eentonigheid van het grijs. Het was een drang hun handtekening te plaatsen op de wereld waarin ze dagelijks vertoefden. This is my world. Het was niet alleen maar van de speculanten in onroerend goed, die helemaal niet van de gebouwen hielden en slechts geïnteresseerd waren in wat ze opleverden.

Er zat geen plan achter al die graffiti, maar wel een wetmatigheid. Bijvoorbeeld dat al die felle kleuren het vaakst in verwaarloosde wijken te bewonderen vielen: de Bronx, de Lower East Side van Manhattan. De ene laag werd over de volgende aangebracht, alsof er telkens een nieuwe veroveraar van de omgeving was. De ene graffitivorst heerste over de andere, in voortdurende competitie. Wie was de spuitbusbaas in de wijk?

Toen de stad na het zoveelste faillissement begon de stad op te schonen, verdween de graffiti op de treinen van de subway als eerste. Voor de graffiti artiesten werd het moeilijker, want de politie begon ze meer in de gaten te houden. En graffiti begon steeds meer street art te worden waarbij erkende jongens of meisjes met eigen signatuur en stijl boven kwamen drijven, die leerden in een kwartier tijd het beste wat ze in zich hadden uit te drukken op een muur.

Ik maak foto’s van graffiti en street art sinds 1980 en bezoek soms bepaalde steden omdat de stem van de bewoners daar zo krachtig op de muren staat: Barcelona, Berlijn, Rome en ook Amsterdam. Vorige week was ik samen met mijn vriend Theo voor het eerst op bezoek bij Anna, directrice van het Amsterdam Museum for Street Art.

Op de fiets reden we door Geuzenveld en Slotervaart en werden meegenomen door Anna Stolyarova die enthousiast een lezing gaf over alles. Over kunst, geschiedenis, politiek, de juiste muren, de beste materialen, hoe je als je per vliegtuig naar Amsterdam komt geen spuitbus in je handbagage mee kunt nemen, maar wel schoensmeer en hoe je daar een regenbestendige verf van maakt, en in welke winkel in de stad je de beste materialen kunt kopen.

Door mijn versleten heup kon ik niet zo snel op- en afstappen om foto’s te maken. Anne en Theo reden daarom telkens wat voor me uit. Het was dan even stil rondom me en ik besefte dat die stadsdelen net als ik vlak na de oorlog waren geboren. Ze hadden vele bewoners gehad, migranten uit de hele wereld, die hun eigen etensgeuren meebrachten en verhalen vertelden die nooit verdeelden. Sommige delen van dit deel van de stad waren al gerenoveerd, maar andere waren daar hard aan toe. Juist daar zat de street art meestal op.

Ik legde mijn hand op een muur met felle kleuren en streelde het koude steen. Zeventig jaar oud denk ik, net als ik. Kwetsbaar, de specie gedeeltelijk uit de voegen gespoeld door de regen en de stormen uit het Noordwesten.

“Volgend jaar is deze muur weg,” zei Anna. “Daar komt een nieuw gebouw voor in de plaats. Mij wordt vaak gevraagd of ik het niet jammer vind, maar we weten het. Street art is nu eenmaal tijdelijk.”