Toen ik van de week bij het schrijven van mijn boek de allerlaatste punt zette, voelde het alsof ik met geweld tegen een muur op botste. Het boek was vier jaar geleden ooit heel langzaam begonnen, had veel moeite gehad om op gang te komen, had hier en daar wat vaart gekregen, maar was dan weer ernstig in zijn voortgang gehinderd, soms had het zelfs een tijd op een zijspoor gestaan. Vanaf het moment – vorig jaar – dat mijn roman verscheen had hij het rangeeremplacement verlaten, had het zich steeds sneller voortbewogen, zo haastig dat ik bij het typen haast moest hijgen, sneller dan ik eigenlijk kon en in eens: punt, stop. De woorden bleven staan, maar ik werd gekatapulteerd in een vacuüm van de tijd. Wat nu? Was dit mijn laatste boek?
Nog een beetje beduusd loop ik rond en geef wat struiken water, betaal rekeningen en lees artikelen die me boeien. En als Marion me vraagt wanneer precies ook al weer iets gebeurd is, raadpleeg ik met groot enthousiasme mijn dagboeken waarin de herinneringen opgeslagen zijn voor als we de sleutel tot het geheugen verloren hebben. Al snel dwaal ik af in mijn dagboek en lees woorden die ik sinds 1983 niet meer onder ogen heb gehad. Ik was 35 jaar oud toen ik het schreef en lees ze nu als een zeventigjarige oude man.
Het is alsof ik het voor het eerst zie. Naast een hoop pseudofilosofisch gebabbel zijn er observaties waarbij ik me afvraag of het echt waar was of dat ik het verzon. “Hier in Khamman hebben we een kamerjongen die verschijnt als we op een knopje drukken. Elke ochtend wekt hij ons om zeven uur, ongeacht of we dat op prijs stellen. Hij bonkt op de deur en duwt de ochtendkrant in mijn handen. Ik schuif terug naar ons bed, maar een kans om nog te slapen is er niet. Even later bonst hij opnieuw en deze keer als ik de deur open doe, duwt hij de sweeper naar binnen. Die reinigt het toilet. Als die verdwenen is, komt de vloerenveger, die weer gevolgd wordt door een ander, een man met een dweil. Daarna klopt de jongen die ons verzorgt opnieuw en brengt ons thee, soms koffie, want hij heeft een eigen mening over wat we moeten drinken. Wanneer hij komt informeren wat we willen ontbijten en we op de menukaart onze voorkeur aanwijzen, schudt hij zijn hoofd en zegt “chicken curry, chicken curry, chicken curry ”. Ons “nee” kan hem niet op andere gedachten brengen. Hij blijft het herhalen en uiteindelijk zet hij dat als hij terugkeert voor ons neer. “Free of charge,” zegt hij erbij. Hij verlaat onze kamer niet, maar loopt naar het doosje met mijn aftershave, maakt het open en ruikt eraan. Hij pakt een boek en kijkt erin. Als we later op de dag iets bestellen begrijpen we nooit waarom hij het niet komt brengen. Misschien heeft hij er simpelweg geen zin in. Als het donker wordt, roept hij “liquor, liquor” en wij zeggen “mango lassi, mango lassi” terug. Benieuwd wat hij ons zal brengen wachten we zijn terugkeer af.”
Zo is het echte leven. Wij zijn schrijvers en daar hebben we zelf voor gekozen, want we vonden het belangrijk genoeg woorden te vinden voor wat ons verwondert. We schrijven iets, maar we weten niet wat er zal gebeuren als we een boek af hebben. Is er iemand die het wil lezen? Hoeveel mensen zijn er maximaal die onze zorgvuldig geformuleerde zinnen tot zich nemen en die met ons daarover van gedachten willen wisselen? We hebben een druk leven geleid, al maar op reis, daarnaast schrijven, spelen met onze zoon. Toen hij het huis uit was, bleven we verdwaasd achter en pakten na enige tijd de draad weer op en vertelden aan elkaar verhalen over toen hij nog klein was. De wereld was zo groot en we waren nieuwsgierig. Dat zijn we nog. Altijd gulzig naar de bestemmingen die we nog niet kennen, hoewel onze tuin ook steeds aantrekkelijker wordt. Deze week zagen we een film over Patagonië en zeiden tegen elkaar “Daar moeten we nog naartoe”. Op een dag zijn er geen bestemmingen meer over, Nou ja, op een na natuurlijk, ik weet heel goed dat die bestaat, maar die is nog niet echt in mijn routeplanner ingevoerd.
Ik vond in dat dagboek van een vijfendertigjarige nog een passage: “Dat ik de eerste avond in Hyderabad aankwam en gedurende de tocht van het vliegveld naar het hotel door een sprookjesachtige wereld leek te rijden is al weer veertien dagen geleden. De indrukken zijn nu reeds bedolven onder vele andere, die wedijveren in belang en kleur. In mijn leven heb ik vaak het gevoel gehad dat ik in een wanhopige strijd verwikkeld was om de wereld stil te zetten en te genieten van wat ik meemaak, maar de knop daarvoor niet kan vinden. Hier in India vertelt alles me dat de wereld wel degelijk stil staat, maar dat wij het zelf zijn die voort rennen. Toch ambieer ik niets anders. Wanneer ik aan het einde van de reis ben, wil ik kunnen zeggen dat het allemaal teveel en overweldigend was en dat ik gewoon te weinig tijd heb gekregen.”
Hoe kon ik dat toen weten? Alleen gaat dat rennen niet meer. Ik loop. Nee, vervelender, ik loop mank. Erger nog, ik probeer te verbergen dat ik mank loop en niet zo snel meer kan. Intens verlang ik soms naar het bospad dat ik elke dag volgde en waar ik mijn heupen versleet, maar ben tevreden als ik in mijn tuin zit en korte stukjes schrijf. Zoals dit.
Ach beste Yvan, je bent uit het beste hout gesneden en je weet dat edel hout eeuwig bewaart. Daarenboven heb je sedert je prille leven het ultieme geluk gevonden bij lieve Marion. Wat ben jij een bofkont. Velen willen je voor 1 dag ruilen en daarvoor het gewicht in goud geven wat Marion nu voorstelt.Geef haar nu een mooie kus van mij en doe haar mijn beste groeten met het bericht erbij dat ik mijn beste wijn voor jullie bewaar bij een eventueel bezoek aan De Haan. En zoals jullie weten: goede wijn hoeft heen krans. Daniel Dewulf. Een jonge 70er.
Je hebt een punt gezet,
je maakt een punt,
maar is dat niet de plek
van een volgend vertrek?
Misschien is het je laatste boek,
maar niet de laatste plek
waar we jou kunnen lezen.
Als je ouder wordt,
hoef je niet te leren
om langzamer te lopen
dat gaat namelijk vanzelf.
Als je schrijver bent,
kun je niet stoppen
met het zorgvuldig kiezen
van je woorden.
In een boek krijgen ze misschien
geen plaats meer.
Maar die fijnzinnige blogs
zijn goud waard.
En wie weet
vormen ze ooit samen
een prachtig saluut
in de vorm van een
boek! ;0)
Groeten, Peter