Van mijn zoon Kaja kreeg ik voor mijn verjaardag een weekendje Auschwitz. Al lang waren we van plan onze familiesporen te zoeken om te proberen te begrijpen hoe het was geweest en wat er kan gebeuren als de dwazen die de valse leer van de verdunning van eigen bloed, cultuur en vaderland het voor het zeggen krijgen. Het kwam er nooit van. Het plan schoof in onze agenda’s vooruit alsof het er definitief uit wilde ontsnappen, maar toen ik eenmaal zeventig was geworden mocht dat niet meer. Na die 7 kun je niet meer zeggen “dat komt nog wel”.
Ik kocht voor in het vliegtuig ‘De verdwijning van Josef Mengele’ van Olivier Guez en was de dag van ons vertrek nerveus, bang voor iets, maar ik wist niet wat. Het boek had ik al snel uit, maar het geeuwen, hijgen en boeren door de hyperventilatie bleef. Nu ik er achteraf over nadenk kwam het vooral omdat ik bang was dat er tijdens het bezoek aan Auschwitz en Birkenau geen toilet in de buurt zou zijn en mijn oncontroleerbare darmen me op het verkeerde moment in de steek zouden laten. Mijn zoon hoefde me niet in zulke omstandigheden te zien.
Op de dag dat we uiteindelijk fris gedoucht uit Krakow vertrokken was mijn zelfvertrouwen terug gekeerd. Een Poolse vrouw die Engels sprak legde uit wat we al wisten, want ons beider leven wordt gemarkeerd door het lezen over het ongelooflijke verhaal waarin onze familie figureerde. In elke verfilming zag je ze even in een treinwagon of op een perron en daarna waren ze voorgoed verdwenen.
Onder de boog met de beroemde woorden ‘Arbeit macht frei’ zei onze gids dat het natuurlijk nog al ironisch was. Volgens haar was er nog een hoop meer ironisch. De ontvangstbewijzen voor de uitgetrokken kleding voor de douche die ze moesten ondergaan om hen van luizen te bevrijden vielen volgens haar ook onder de macabere grappen van het lot. Gedurende de gehele rondleiding behield ze de gepaste uitdrukking op haar gezicht. Ook de mensen rondom ons in frisse korte broeken en rokjes, hemdjes met spaghettibandjes en ledematen overdekt met tatoeages durfden bij zoveel ellende niet te glimlachen. Niemand maakt selfies voor een verbrandingsoven. In de barakken zijn de wanden wel bekrast met de namen van de mensen die hopelijk nooit zoiets hoeven mee te maken. Kaja maakte een foto van een vierkant gat in het plafond. Ik begreep niet waarom. “Zyclon B,” zei hij en ik was blij dat het deels klopt dat elke generatie wat slimmer is, maar niet omdat onze genen al maar ‘slimmer’ worden, maar omdat we steeds beter onderwijs krijgen en het vergeten van wat er gebeurd is steeds moeilijker wordt.
Tussen de tienduizenden achtergelaten schoenen moeten die van de ooms, tantes, neven en nichten die voor mij nooit bestonden te vinden zijn. Kaja googelt even snel en tovert er enkele te voorschijn. Ingeborg Wolffers, die op 25 mei 1934 is geboren en nog geen tien jaar oud werd. Norma Wolffers van 19 april 1924, die de twintig niet heeft gehaald. David Wolffers, die net als ik op 17 mei zijn verjaardag vierde en er maar 20 heeft meegemaakt.
Wij hadden geen familie, behalve die ene oom die het overleefd had en zijn twee na de oorlog geboren dochters. En van mijn moederskant was het niet veel beter, maar om geheel andere reden. Ze hebben de dokter op het perron die wees wie er onmiddellijk naar de gaskamer moest en wie zich eerst dood moest werken voor hij heenging, niet overleefd. Twintig artsen en een apotheker waren in het kamp om een oordeel te vellen over wie nog in aanmerking kwamen te werken. Eén handbeweging was bij de ontvangst van nieuwe treinaankomsten genoeg. Er zijn foto’s van. Links, rechts. Eén vinger is voldoende.
Als we in de zonnige stad terugkomen voelen we ons ontheemd. Wat doen we tussen de bellenblazers en de gouden jasjes van de meisjes die de koets met paarden langs de bezienswaardigheden mennen? Ik dacht dat Krakow een noodzakelijke tussenstop is voor wie Auschwitz wil bezoeken, maar het is andersom: wie Krakow bezoekt gaat naar de attracties in de omgeving, de zoutmijnen, raften op de rivier en naar de vernietigingskampen.
“Gaat het wel Ief?” vraagt Kaja een paar keer.
“Ik heb toch goed gelopen de hele dag,” antwoord ik, maar ik zie later een foto die hij van me heeft gemaakt en ik lijk daarop uitgeput. Niet emotioneel, maar verbaasd en verbijsterd, omdat de mensen die de filosofie van de übermensch aanhangen bereid zijn om zo ver te gaan om degenen die hen niet bevallen te vernietigen. Als wij ze de kans geven tenminste.
Het is en blijft een afgrijselijke geschiedenis. Om nooit te vergeten en altijd bij stil te staan bij groot onrecht dat volkeren wordt toegedaan louter omdat ze zijn wie ze zijn. Respect Ivan dat je dit zo treffend hebt geschreven.
Wat lief van je zoon omdat te geven en samen te gaan.
Wat een vreselijk oord!
Dat mensen tot zo iets in staat waren,niet te begrijpen zoveel.
Ik vond het vreselijk en had ook de pest aan Krakou,de Joodse Wijk was daar toen(ik denk 15 jaar terug) verwaarloosd.
Ik wens je sterkte Ivan en vind het knap dat je dat nu nog op kon brengen.
Veel liefs en sterkte.
Veel verhalen zijn er van verteld
Veel boeken geschreven
Maar met eigen ogen
dwalen door de restanten
moet een onvergetelijke indruk maken.
Temeer als je familiebanden zijn
verbonden met de slachtoffers.
Je beschrijft het gedetailleerd.
Je klinkt in jezelf gekeerd.
verbeten, verbaasd en verbijsterd
moeilijk bereikbaar.
Alsof je je gedachten en gevoelens
niet kon delen met Kaja,
maar enkel met het papier.
Al hoop ik dat het anders was.