Als ik een tijdje gezeten heb en naar het toilet moet, loop ik als een acteur die een oude man moet spelen. Iets voorover, mijn been met de versleten heup telkens bijtrekkend, de armen iets breder voor het evenwicht en niet te vlug. De terugkeer is gemakkelijker omdat het bloed weer op de plaatsen zit waar het hoort en mijn spieren warm zijn geworden. Buiten suggereert de zwarte winterjas die als een mantel om me heen valt dat alles goed gaat. Ter hoogte van mijn buik is er een knoop af. Ik heb al een paar keer vergeefs op de markt gekeken of er een te vinden is die bij mijn jas past. Dat zou me weer compleet maken. Nu ben ik me voortdurend bewust waar mijn zwakke plek zit. In het rugzakje dat ik altijd bij me heb – alsof ik twintig ben en op weg naar mijn volgende college – zitten een reserveonderbroek, wc-papier en een herenluier voor als er iets gebeurt. De leeftijd van de jager is al lang voorbij en ik ben prooi geworden. Dat moet ik verhullen anders mag ik niet meer mee doen. Schrijven isoleert je toch al wat van de wereld, dus onder de mensen dien ik mijn vergeetachtigheid te verbergen, niet vreemd te ruiken, geen vlekken op mijn kleren te hebben en wat gespreksonderwerpen in voorraad te hebben voor als de communicatie stagneert. Bijvoorbeeld over de Baghwan.

In de zesdelige documentaire ‘Wild, wild country’ over de vlucht uit de ashram in Poona van de Baghwan en zijn gevolg vanwege belastingschulden en vervolgens de vestiging in de buurt van een dorpje met veertig inwoners in Oregon, in een vallei waar niemand komt, zijn wat oude filmopnamen te zien van de jaren in India. Naakte mensen die in een kring, de armen om elkaar heen, op het ritme van de tablah dansen en lachen. Het ziet er aandoenlijk uit. Daar droomde ik van toen ik tien jaar oud was, een leven van eeuwig dansen en stoeien, zonder kleren aan. Altijd erbij horen, niemand hoefde aan de kant te staan. Maar toen ik ouder was en volwassen kreeg ik andere dromen: Met Marion en Kaja door een wereld reizen waaruit de dood was verjaagd. Internationale gezondheidsprojecten waren mijn werk geworden en als we daarvoor soms in India waren en mensen ontmoetten die vertelden over het paradijs van de Baghwan, over hoe je daar jezelf mocht zijn zonder aan anderen te denken, en die ons vroegen of het niet iets voor ons was, dan begrepen we dat het niet ons levensdoel was, en zeker niet in ons blootje. Ook onze zoon wilde dat waarschijnlijk niet. We hadden in Zuid Frankrijk ooit een nudistencamping uitgeprobeerd, waar Kaja bij kille dagen in de rij bij kampwinkel precies op ooghoogte geconfronteerd werd met de geslachtsdelen van hem onbekende volwassenen die voor de warmte wel een trui of jasje droegen. Eerlijk en zuiver heeft zijn grenzen.

Wij hadden in die tijd overigens wel de leeftijd om te hopen dat er ergens op aarde een paradijs was, maar dan voor iedereen. Het fascinerende van de documentaire is dat je ziet hoe de pogingen om dat paradijs in de Verenigde Staten te realiseren stuiten op de angst van de veertig mensen die in het gehucht Antelope woonden voordat de goeroe er kwam. Conservatief Amerika bracht alles in beweging om mogelijke overtredingen van de wet te vinden om de dansende kinderen weg te procederen en de paradijsbewoners deden alles om het te verdedigen. Ze bewapenden zich zelfs. Het binnenhalen van bussen vol daklozen uit de grote steden om bij plaatselijke verkiezingen een meerderheid te krijgen, zorgde voor een tweedeling tussen die gekneusde mannen en vrouwen van de straat en de rijken die zich in de nabijheid van de Indiase meester gelukkig voelden en het zich konden veroorloven om zonder ooit nog te werken te mediteren en een dansje te maken.

Sommige mensen die in de documentaire over de periode dat hun paradijs duurde vertellen, hebben nog het licht in hun ogen. Het is het beste in hun leven geweest. Soms vraag ik me af wat dat voor mij is geweest. De herinneringen aan de reizen met zijn drietjes, die nooit toerisme genoemd mochten worden, en die altijd gingen om het bezoeken van projecten of waar een boek uit voort moest komen, doen mijn ogen echter denk ik net zo glanzen als bij de Amerikaanse advocaat die al in India een volgeling van de Baghwan was en gedurende de tijd dat hij in Oregon verbleef burgemeester van het stadje Rajneeshpuram werd.

Ja, wij drietjes tegen de rest van de wereld. Maar de levensduur van paradijzen is kort, van Paape Jansland tot Shangrila, van Noah Noah tot Rajneeshpuram. Toen Kaja op zijn achttiende het huis verliet werd alles anders en nadat de dokter zei dat ik kanker heb maakte mijn leven opnieuw een draai. En nu? Ik weiger voorlopig nog even onder ogen te zien dat ik oud, patiënt en aangeschoten wild word. Een allergische reactie op een onbekende vijand heeft deze week echter binnen een etmaal zijn tentenkampen opgeslagen over het gehele oppervlak van mijn lichaam. Mijn gezicht is rood en vlekkerig. Krabben mag niet. Ach, wat vanzelf komt zal toch ook wel weer vanzelf verdwijnen. Het zal toch niet? Maar nee, het heeft vast en zeker niets met het kwaadaardige gezwel in mijn lichaam te maken. Misschien is het een reactie op mijn nieuwe medicijnen. Mijn paradijs op aarde wordt nog niet ontruimd hoor.