Terwijl ik schreef omdat een schrijver nu eenmaal schrijft, anders voelt hij zich niet gelukkig, kwam er ineens iets op mijn scherm te staan, waar ik niet over had nagedacht. Normaal gesproken denk ik na over wat ik uit mijn vingers laat komen. Ik kan je verzekeren dat dat ook veel fijner voor de lezers is. Ik zou nu aan een blog kunnen werken want het is vrijdag, maar ben zo ondergedompeld in het verhaal over het leven dat ik in mijn boek wil vertellen, dat ik aan niets anders kan denken. Laat ik dit fragment dat gisteren onverwacht uit de hemel viel daarom maar in mijn blog plaatsen. Dat hoort denk ik, want ik heb het zelf niet bedacht.

“Als ik probeer om wat ik tot nu toe geschreven heb over evolutie en de oneindigheid van de tijd in een beeld samen te vatten, zie ik een groenblauwe bol – zoals de aarde gezien vanuit de ruimte meestal wordt getoond – een deel in de schaduw, een deel in de zon, hier en daar een regenbui, elders wat sneeuw, soms een storm – waarbij naarmate je er dichterbij komt het leven zichtbaar wordt. Steeds meer, steeds meer. Laten we veronderstellen dat we met een geheimzinnige, niet giftige kleurstof die maar korte tijd blijft zitten alle levende cellen rood hebben weten te kleuren, zodat we alle leven echt kunnen zien, op sommige plaatsen heel dik, in de woestijnen wat minder, dan zouden we een vuurrode bal – roder dan rood – zien. We realiseren het ons dat soms niet, maar het leven is veel meer dan wat mensen die op een landweggetje lopen, want het zit ook in en op de hond die ze uitlaten en in de koeien die in de weide grazen, en in al die verschillende gras- en bloemensoorten in het voorjaar, in de bomen die schaduw geven in de zomer. Het is zelfs vele malen meer dan op een drukke zaterdag in de Kalverstraat in Amsterdam, op Fifth Avenue in New York of Hanjinglu in Sjanghai. Vele malen meer. Het leven zit de ratten die de mens vergezellen omdat ze ongeveer de zelfde smaak hebben maar die zich niet graag laten zien, in de darmbacteriën van de wandelaars die zich er voortbewegen en die je nooit kunt zien, het zit op de tafels in de fastfoodrestaurants, maar op die van driesterren restaurants net zo goed, en op de creditcards waarmee mensen voor hun eten betalen. Het krioelt van levende cellen waarin genen zitten die zich voortdurend vermenigvuldigen. Onder wisselende omstandigheden gaat de rits in de dubbele helix van het DNA open, waarna de RNA strengen van twee verschillende cellen zich tegen elkaar aan leggen en zo ontstaan er nieuwe genen, nieuwe cellen, nieuwe mensen ook. Het gaat continu door. De dans van de genen vindt op zoveel niveaus plaats dat als je ze echt kon waarnemen het eruit ziet als een te druk bezochte danceparty. Het rood zou dik op je ogen zitten. Nee, een danspartij is geen vergelijking. Wat we zullen zien is een dikke rode laag over en in alles wat wij als de werkelijkheid beschouwen. Het ritst maar en ritst maar. Er wordt niet alleen geritst onder water, maar ook er boven, onder de grond en in de bomen, niet alleen in de steden, maar ook op de boerderij. En mensen doen het ook twee keer per maand, maar op bepaalde leeftijden soms wat vaker.

Een grote bol van ziljoenen genen die het leven bewaren, doorgeven en wij dichters hebben het liefde genoemd omdat we geen betere letters tot onze beschikking hadden.

De misvatting van de mens is dat leven alleen het eigen bestaan betreft, en dat hij voor de invulling van dat leven kan gebruiken wat hem maar uitkomt, van de koeien bij wie in opdracht van de genen eiwitten geproduceerd worden – rare of medium – tot het uitroeien van micro-organismen om het graan en de rijst te beschermen, dat als luxe viergranenbrood of nasi kuning op onze tafel wordt geserveerd.

Wij beseffen dat onvoldoende en zijn bang om te sterven, maar misschien vreest de mens de dood zo omdat hij jaloers is op alle leven dat na zijn heengaan nog doorgaat, hem niet nodig heeft. Maar in die korte tijd dat we er zijn dragen we de verantwoordelijkheid dat we de diversiteit van het leven niet onherstelbaar vernietigen.”