Het was eind jaren zeventig. In de lobby van hotel Malaysia in Bangkok, waar een paar jaar eerder nog de Amerikaanse militairen die in Vietnam vochten tussen de veldslagen een paar dagen kwamen zuipen en neuken, werden verhalen verteld over paradijslijke eilanden in de Baai van Siam. Per trein, bus en boot kwamen we op Koh Samui, waar wat schamele hutten stonden die na zonsondegang met kaarsen verlicht werden, waar verse vis en fruit altijd in overvloed aanwezig waren, een generator paraat stond die zorgde dat de blender voor het maken van juice en de cassetterecorder met de muziek van Pink Floyd bleven functioneren, en waar we met vrienden voor eeuwig van een avond uit de hele wereld spraken over de boeken die we lazen en over de toekomst, die voor ons – met een kind en afgeronde opleiding – overigens al lang begonnen was, ontmoetten we hem. Marty met zijn luide stem, schallende lach en Newyorks accent nodigde ons uit om als we ooit naar Amerika kwamen, bij hem te logeren. Een paar jaar later stonden we voor de deur van zijn apartement in Queens, dat hij ons onmiddellijk ter beschikking stelde en daarvoor tijdelijk bij een vriendin in Soho introk, meldde zich ziek bij de Junior High School in de Lower East side waar hij na sociologie gestudeerd te hebben als leraar was gaan werken om te voorkomen dat hij naar Vietnam gestuurd werd, en liet ons de stad zien.

New York, stad die net voor de tweede keer failliet gegaan, droeg de sporen van de verloren oorlog. De teruggekeerde soldaten kregen de schuld en zwierven gedemoraliseerd op straat. De Bronx lag in puin door de in brand gestoken huizenblokken waarvoor de verzekeringen stevig moesten betalen, heroinegebruik en geweld waren zo gebruikelijk dat ze niet meer onder controle konden worden gebracht, de wegen waren kapot en auto’s die het begaven werden langs de snelwegen achtergelaten nadat de nummerplaten er vanaf waren gehaald. Marty, die om de twee zinnen ‘what the fuck’ zei liet ons lachend zien wat er geworden was van de Amerikaanse droom. En niet alleen hij. Romans, muziek en films uit die tijd getuigden van de identiteitscrisis van Amerikanen en de zoektocht naar het echte Amerika. America van Simon and Garfunkel klinkt als een route voor een zoektocht naar het land. “Let us be lovers, we’ll marry our fortunes together/ I’ve got some real estate here in my bag/So we bought a pack of cigarettes and Ms. Wagner pies/ and walked off to look for America.”

Door de jaren heen nam het Amerikaanse zelfvertrouwen weer toe en veranderde New York ingrijpend. Met Marty hielden we goed contact. We logeerden nog vaak in zijn apartement waarvan hij ons de sleutels voor altijd had gegeven. Later huurden we bij een bezoek soms een verdieping in Bleeckerstreet – misschien wel vanwege het nummer van Gerry Rafferty – of verbleven in een hotel in Tribeca, zonder dat we hem lieten weten dat we in de stad waren, maar hij bleef zijn ansichtkaarten van overal ter wereld aan ons sturen. “Great weather here, the girls are sweet and the beer is cold. Love Marty.” Op een dag kwamen de kaarten niet meer , werd zijn telefoon niet langer opgenomen en brieven om contact met hem te krijgen kwamen terug met de mededeling dat hij op het vertrouwde adres onbekend was.

De stad is in ons geheugen verbonden geraakt met Marty en nu we door Soho lopen op zoek naar de plek waar we altijd met hem afspraken, vragen we ons af of hij verdwenen is om bij zijn broer in Alaska te wonen of dat hij er helemaal niet meer is. Het liedje van Simon and Garfunkel krijg ik niet meer uit mijn hoofd, want ook het New York van toen bestaat niet meer. Waar kunnen we de stad vinden waarin hij ons rondleidde? De stad is ‘schoongemaakt’ van street art, bijna nergens nog graffiti, hakkengeklik en mantelpakjes, mannen in pakken op de fiets. Reizen is een onderzoek naar de toekomst op basis van de herinneringen die zich aangepast hebben aan de verwachtingen ooit. Het is was je doet als je leeft. Alles wat je nog weet stemt droevig omdat je het noot terug zal vinden en je weet dat je nieuwsgierig moet blijven naar wat komt, maar eigenlijk je bestemming nooit wil bereiken.