De nacht was zwoel en slapen niet gemakkelijk. Omdat ik een keus moest maken tussen het te benauwde dekbed en de verkoelende tocht die vanaf de wijd openstaande slaapkamerdeuren langs mijn licht bezwete blote rug blies verkeerde ik voortdurend in onbestemde onrust en draaide rond in het klamme bed. Ik vertoefde in het land tussen onschuldige slaap en verontrustende dromen. Daarin had ik de opdracht om The Festival of Transformation te organiseren. Alles verbaasde me, terwijl het toch uit mijn eigen brein afkomstig was. Waar ik in die droom ook keek, alles was anders dan ik dacht. Tijdens de heldere momenten vroeg ik me af waarom ik in hemelsnaam over zo’n vreemd onderwerp droomde, maar als ik daarna wegzakte naar een dieper niveau van mijn sluimer dan bevond ik me weer tussen mensen die zich verkleed hadden tot prinsen en prinsessen en zag ik krotten die zo versierd waren dat ze paleizen leken.

Dat dromen betekenis hebben geloof ik niet, maar ze vormen wel aanleiding om te onderzoeken waarom je ze juist op dit moment in je leven hebt. Wat moest ik veranderen en waarin? Nog belangrijker: waarom diende dat te gebeuren en was er een reden dat ik juist in een broeierige juninacht daarmee bezig was?

De simpele antwoorden kwamen snel. Mijn hele leven is een voortdurende stroom en bij elke steen die het water tegenkomt of die in mijn vijver gegooid wordt verandert alles. Schrijven is bovendien transformatie. Waarnemingen en emoties worden omgezet in woorden en daardoor kunnen we met elkaar communiceren. Dat zelfde geldt voor tekenen, schilderen, muziek maken. We trekken lijnen, geven kleuren, maken klanken om de wereld om ons heen aan elkaar en onszelf begrijpelijk te maken. Als er iets is dat ons gezond houdt is het wel kunst en cultuur.

Alles wat mensen met elkaar doen is dus transformatie en het hele leven is een Festival of Transformation. We zoeken mogelijkheden onze vreugde, ons afgrijzen, onze melancholie, onze liefde een vorm te geven en aan elkaar te tonen. Zo raken we anderen aan en troosten elkaar. Een speciaal festival daarvoor is overbodig en na deze geruststellende gedachte zou ik weer rustig in slaap moeten vallen. Mijn taak was voorbij en de droom zinloos.

De warmte van de nacht werd vervangen door het eerste zonlicht, maar nog steeds lag ik te piekeren over die droom. Ineens begon me iets te dagen.

De grootste en meest abrupte transformatie van een mens is wanneer zijn geest hem verlaat en het levenloze lichaam achterblijft. Sprakeloos zijn we ineens en we ontberen op dat moment meestal de gave er een festival van te maken. De prins is een leeg lijf en de prinses heeft haar masker en prachtige uitdossing verloren. “Hij ligt er mooi bij,” zeggen de achterblijvers, maar we denken meestal “maar zij is het niet meer, ze lijkt helemaal niet meer op wie ze was.” Onze woorden zijn plotseling machteloos, de kleur is vervaagd, de klanken verdwenen, het ritme van het hart dat zo nodig is om in de maat van de muziek in onze handen te klappen ontbreekt. Leven bestaat bij de gratie van een voortdurende metamorfose en zodra de verandering stopt zijn we dood.

Toen mijn grootvader overleed – ik vermoed dat hij een jaar of negentig was – kwamen er acht mensen naar zijn uitvaartplechtigheid. Twee daarvan waren Marion en ik. Alles was sober, zelfs de cake na afloop. Ik meen me te herinneren dat er zelfs niemand sprak. En wat zou je ook moeten zeggen? De overplaatsing naar het verpleeghuis had hem de das omgedaan. Zijn dagelijkse zwerftochten in een omgeving waar hij de weg kende waren onmogelijk geworden. ‘Le mouvement c’est la vie’ en toen hij niet meer kon lopen was het afgelopen.

“Wat een rare bijeenkomst,” had Marion tegen me gezegd. “Zo weinig mensen.”

Pas nu ik in alle vroegte het bed heb verlaten en achter mijn computer zit om mijn droom om te vormen tot een blog weet ik het. De nabestaanden hebben recht op een transformatiefeest. Om de dood een vorm te geven, om erover te communiceren, om het gemis aan elkaar te tonen, om te zingen over hoe we samen lachten, om vergeelde vakantiefoto’s te projecteren en daarmee de kleur terug te halen. Zonder zo’n feest blijf je achter met uitsluitend leegte en kan je niet slapen.

Het is leuk, maar niet noodzakelijk, dat het festival in de geest van de overledene gebeurt. Ik zelf ben van het woord, houd van het lied. Dus ik stel voor dat we samen ‘Ne me quitte pas’ zingen. Thuis van te voren oefenen, vooral dat fragment

‘Je ne vais plus pleurer,

Je ne vais plus parler,

Je me cacherai là,  te regarder danser et sourire et,

À t’écouter chanter et puis rire,

Laisse-moi devenir l’ombre de ton ombre,

L’ombre de ta main,

L’ombre de ton chien’

moet er goed uitkomen, want o, wat heb ik vaak natte ogen gehad bij juist die passage. Ja, transformeer de liefde voor het leven in het ultieme afscheidslied over de angst voor het verlies van de liefde, want leven en liefde zijn elkaars synoniem.

Even terzijde: ik ben nog niet van plan te vertrekken, dus er is volop tijd om het lied van Jacques Brel goed te oefenen.