De opluchting dat het lijden voorbij is. De glimlach over de mooie woorden die gezegd zijn. De warme welgemeende condoleances. Het artikel in de provinciale krant dat haar recht doet. Alle foto’s die we voorheen niet zagen omdat we zo’n haast hadden hebben we duizend keer bekeken. De bloemen op het graf die al verwelkt zijn. Langzaam maar zeker zakt de kruitdamp en begint duidelijk te worden wat er over is en wat uit ons leven verdween.

De periode tussen ons vijfenzestigste en vijfentachtigste levensjaar lijkt op een veldslag. Om ons heen vallen degenen die samen met ons het leven inhoud en vorm hebben proberen te geven weg, de dapperen met de eerlijke mond en ook de navolgers die eerst de kat uit de boom keken. Niemand ontkomt. Wijzelf evenmin, maar dat is minder erg, want als wij zelf sterven zal de hele wereld op dat zelfde moment verdwijnen. Dat onze vrienden en familieleden die de aanvullingen op ons geheugen bezitten verdwijnen is echter onverdraagbaar.

Er komt een maandagochtend, waarop we onszelf moed inspreken. “Het leven gaat verder.” Daarom ga ik naar de tandarts. Twee maanden geleden heb ik een vulling verloren toen ik in een land was waar nog pitten in de olijven zitten. Het leek lange tijd te onbeduidend te zijn om ernaar te laten kijken, maar als ik nu toch verder moet, dan liever zonder dat gat. De nieuwe tandarts zegt dat twintig jaar geleden zo’n kies gewoon getrokken zou zijn. De man is nog jong en legt uit: “Tegenwoordig wil iedereen zijn gebit behouden, maar dat is niet natuurlijk. We kunnen het nog een keer proberen te vullen, maar ik weet niet of het zonder wortelkanaalbehandeling of trekken kan.” Het voelt als een dreigement: wie jong wil lijken moet pijn lijden. Natuurlijk moet die kies in mijn mond blijven, want ik weet hoe het gaat. Eerst verlies je je kies, dan je geheugen, dan je eetlust, dan je geliefden en uiteindelijk is het afgelopen.

Op donderdag moet ik spreken over geluk, alsof ik weet wat dat is. Met vooruitziende blik had ik mijn presentatie ‘Geluk bestaat niet, maar soms zijn er momenten waarop we ons gelukkig voelen’ genoemd. Als dat gebeurt licht volgens wetenschappers die gebruik maakten van hersenscans het gebied van de precunius op. Het juiste adres? Mediale Zijlobstraat 22. Wataru Sato, de Japanse onderzoeker die dat ontdekt heeft zegt in een interview “I’m very happy that we now know what it means to be happy.” Is dit een oude Aziatische wijsheid of gaat de schoonheid van zijn wetenschappelijke ontdekking verloren in een onhandige vertaling?

Een Amsterdamse hoogleraar heeft drie genen gevonden waarmee de verschillen in geluk bij mensen verklaard kunnen worden en zegt dat het een ‘milestone’ is, want nu kunnen we het pas echt goed onderzoeken. Er is al zoveel gezocht naar wat ons gelukkig maakt. Geld maakt wel gelukkig hoor, maar slechts tot zekere hoogte, en leuke dingen kopen ook, maar dat duurt maar kort. Kinderen maken je echt niet gelukkiger. Ja het eerste kind, maar na een jaar zit je weer op normaal. We zijn trouwens het gelukkigst op ons 23ste en op ons 69ste. Daartussen gaan we door een dal, en vooral tussen ons 40ste en 50ste – als we doorkrijgen dat het niet helemaal gaat worden zoals we hoopten – hebben we het moeilijk. Een andere baan of een scheiding helpt meestal niet. Ik mag dan onlangs 69 geworden zijn, ik heb de laatste tijd allerminst het gevoel dat ik op een roze wolk zweef.

Er is een langlopend onderzoek naar wat ons gelukkig maakt, uitgevoerd door de Harvard Universiteit. Al 75 jaar wordt een groep mannen gevolgd die elke twee jaar vragen beantwoordt over wat hen gelukkig maakt. Daaruit blijkt dat familie en vrienden het belangrijkst zijn. Wie ze niet heeft en niet gemakkelijk contact maakt wordt eenzaam en gaat dood. We bedenken van alles om dat tegen te gaan. In Japan bestaan knuffelcafés en in Amerika zijn er knuffeltherapeuten, die je voor 250 dollar per uur een tijdje in hun armen nemen. Dan komt er veel knuffelhormoon vrij, maar het is niet hetzelfde als zussen, broers, beste vrienden en beste vriendinnen.

Natuurlijk blijven ze in onze gedachten en ons hart, maar je kan geen ruzie meer met ze maken. Dat zullen we in ons eentje moeten doen. Met iedereen die we verliezen lekt iets van ons eigen leven weg en om dat te stoppen moeten we zorgvuldig alle herinneringen aflopen en ze in de goede volgorde zetten zodat het verhaal weer klopt. We beseffen dat het belangrijk is, maar het is moeilijk en zouden het liever verdringen.

De rouw negeren is als doorrijden met een lekke band.