In het vliegtuig dat Marion, onze kleindochters en mij na een korte vakantie terugbracht van Rome naar Amsterdam viel ik kort in slaap en droomde over Marcus en Irene. Ergens in de jaren tachtig had ik een afspraak met Marcus van de HIV-vereniging. Hij vond dat ik me moest inzetten voor betere informatie over AIDS. “Daar heb ik geen verstand van,” zei ik. “Daar begin ik liever niet aan.”
“Dat zeggen ze allemaal,” antwoordde Marcus. “Maar niemand weet er nog veel over. Laat staan ook nog eens vanuit het gezichtspunt van de mensen die de ziekte hebben. We hebben juist mensen zoals jij nodig.”
Wat me precies overhaalde weet ik niet, maar waarschijnlijk was ik zo arrogant dat ik meende te kunnen uitblinken in het onmogelijke. Juist in die tijd werd me ook gevraagd in Bangkok een workshop van niet-gouvernementele organisaties te faciliteren om te bespreken wat hun rol zou kunnen zijn bij de zich snel uitbreidende epidemie in Azië. Ik vroeg Marcus of hij me kon helpen met het vinden van mogelijke deelnemers die buiten mijn blikveld vielen. Toen ik niet veel later zijn begrafenis bezocht besefte ik dat hij me geholpen had mijn arts-zijn zinvol in te vullen.
Ik had de vrijblijvendheid verloren van de schrijver over medische onderwerpen die af en toe een boek produceert, interviews geeft en denkt dat hij iets betekent. Daarvoor in de plaats gekomen was betrokkenheid bij individuen en gezinnen die om wat voor reden ook over grenzen vluchten omdat het overal beter lijkt dan in hun geliefde geboorteland en dat domineerde vanaf dat moment mijn werkzame leven. Aan de andere kant van de grens in de nieuwe omstandigheden liepen ze in die tijd veel meer risico’s op een ziekte waarvoor geen medicijn bestond.
Een jaar later hadden Irene Fernandez van een Maleisische vrouwenrechtenorganisatie en ik een NGO-netwerk opgezet om migranten te helpen bij het in beeld brengen van hun situatie en welke gevolgen AIDS voor ze heeft. Voortdurend zat ik daarna in een vliegtuig naar de andere kant van de wereld om trainingen te geven of te vergaderen. Het netwerk groeide snel. Er waren steeds meer medewerkers en er waren al maar meer congressen, internationale conferenties of politieke bijeenkomsten waar we over het recht op toegang tot gezondheidszorg van migranten moesten spreken.
Totdat ik hoorde dat ik kanker had en in een klap wist dat ik moest kiezen voor mijn eigen gezin. In de afgelopen veertien jaar ben ik nog een paar keer ver weg gevlogen, maar de lucht was eruit en ik dacht steeds minder over wat me ooit bezielde. Tot ik gisteren droomde dat ik op een bijeenkomst was van alle mensen die ik in de meer dan tien jaar dat ik heilig in mijn missie geloofde getraind heb.
De bijeenkomst vond plaats in de geheimzinnige drukke stad die op mijn beeldscherm verschijnt als ik mijn computer start. Geen idee in welk land de wolkenkrabbers met daarboven een hemel vol bliksem zich bevinden. Zoals we altijd op goedkope locaties, verlaten bouwketen of garages, samen waren gekomen, zo waren we die middag en avond bijeen in een leegstaand winkelpand. Voortdurend op onze hoede voor de politie die op zoek is naar wie de juiste documenten heeft en wie niet.
Na het avondeten zou ik als laatste spreken. Ik had onvoldoende tijd gehad me er goed op voor te bereiden, maar ik moest op mijn best zijn. De zinnen moesten fonkelen, de woorden bijten en mijn betoog lang in hun geheugen nazoemen. Iedereen was er, Marcus en Irene, maar ook degenen die volgens mij nog in leven zijn.
Het avondmaal vond plaats op een strand dat tot mijn verbazing vlakbij was. Op een grote barbecue werd vlees gebraden. Er was koude patat en wit brood. Gelukkig was er ook sla van bittere groene bladeren en tomaat. Bij elke hap knarste het zand tussen mijn tanden. Ik had geen zin om te gaan zitten omdat mijn broek vies zou worden, maar stond daardoor alleen boven iedereen uitstekend. Steeds meer mensen verdwenen om even een wandeling langs het strand te maken.
Terwijl ik terugliep naar de winkel omdat ik mijn zegje moest doen verdwenen alle woorden die ik verzameld had uit mijn hoofd. Waarom zou ik ze allemaal nog eens hardop gebruiken? Er bleken vier mensen te zijn gekomen om naar me te luisteren. Marcus en Irene en twee anderen – die zo begreep ik – intussen ook wel overleden moesten zijn. Alleen de doden hebben geduld. Ik deed wat ik altijd gedaan heb als ik ergens moest spreken: ik vertelde vanuit mijn hart over wat er toe doet. Over Katelijne van zeven die tijdens ons bezoek aan Rome net als haar oma en haar oudere zus een donkerblauwe leren damestas wilde hebben. Tachtig euro dacht ik, dat is geen geld om mijn kleidochter zich groot te laten voelen en ik genoot hoe ze die tas als een echte mevrouw zelfs bij het lopen over de evenwichtsbalk in het park achter de Villa Borghese gracieus aan haar schouder droeg. En ik vertelde mijn gehoor over Helena van elf die voor ons zong op een manier zoals ik het nog nooit gehoord had, zuiver en ook de hoge noten halend boven in haar vogelhals zoals ze het op zangles had geleerd, half trots, half verlegen omdat we misschien zouden denken dat ze zich daarbij aanstelde. En later, over Marion en ik in bed, hand in hand, voor het slapen gaan elkaar vertellend hoe gelukkig we zijn.
Weer met plezier gelezen. Wat kan ( als de wil er is) een mens toch veel beleven. Ik kijk uit naar de volgende blog.
Ook in de droom was jouw familie belangrijk om een speach te geven aan die paar mensen die alles al weten …….
Prachtige droom beste Ivan , met mijn indonesische achtergrond zou ik zeggen dat je de juiste keuze heb gemaakt lieve man .
Mooi vertelt…Voor een ander beslissen is heel moeilijk …..maar voor mijzelf weet ik heel goed wat ik wil en ook aan dierbaren doorgegeven
Prachtig .geschreven.De zeer jonge man was mijn Oom Marcus Erich.Ik was jong en net in de eerste klas .En hield een spreek beurt over aids ..Somigen volwassen wouden me niet aanraken of in de buurt hebben.Ik wist wel better.Jocelyn.Nobel ..meisjes naam Erich