Toen Marion en ik op 14 juni 1971 in de trein stapten om naar Spanje te reizen waar we een studentenhotel zouden leiden hadden we geen flauw idee waar we terecht zouden komen. Het begin van elke reis is nieuwsgierigheid naar en lichte bezorgdheid over het onbekende, maar zij was achttien en ik tweeëntwintig. Wat kon ons overkomen?
Op het schema van de vertrektijden had ik gezien dat we in Parijs vier uur hadden tussen onze aankomst op het Gare du Nord en het vertrek vanaf het Gare de Lyon. In die tijd kon ik haar Parijs laten zien. In een taxi lieten we ons naar het andere station brengen om de koffer in een bagagekluis op te bergen. Daarvan bevrijd renden we als een stel uitgelaten kinderen het metrostation in om bij de Boulevard Saint Michel vlak bij de plaats waar verliefde mensen met elkaar afspreken weer boven de grond te komen en in het Quartier Latin rond te zwerven. We aten stokbrood met daarop kaas van het merk ‘La Vache quit rit’ en dronken een glas van de goedkoopste rode wijn. Snel liepen we door de Rue Mouffetard naar het Place du Tetre waar ik in mei 1968 al was geweest, maar zij nog nooit. Alle verschillen tussen ons moesten verdwijnen om zo dicht mogelijk bij elkaar te komen. De hele stad wilde ik haar daarom tonen, elke stap opnieuw maken. Het verleden had geen geheimen meer, want de toekomst was van ons. Daar moesten we zo spoedig mogelijk naartoe, want de vier uur vlogen voorbij.
Net op tijd gooiden we de koffer in de al rijdende trein naar het zuiden en wisten er zelf ook nog in te springen. De film van ons gezamenlijke leven was begonnen. Het script schreven we per dag. Onze plaatsen in de trein waren bezet en we brachten de nacht liggend door in het gangpad zonder dat we sliepen.
Hielden we die nacht elkaars hand vast? Dat herinner ik me niet. Dat doen we nu wel als we gaan slapen, bang om elkaar als we even niet opletten te verliezen.
Vijfenveertig jaar later regent het in Nederland, net als op die dag dat ons leven begon. In 1971 waren we na vierhonderdvijftig kilometer in de trein al in de zon beland en dat lukt ons deze week in twee uur met een goedkope vlucht naar Rome weer. Spontaan besluit. Wat reizend begint mag niet tot stilstand komen. Parijs was een logischer keuze geweest, maar daar heersen de voetbalfans.
Onze feestdag is al begonnen als we na middernacht in de Italiaanse hoofdstad aankomen. In een taxi rijden we door een slapende stad. Bij de fontein boven aan de Via Garibaldi staat een auto geparkeerd. Een jonge vrouw in avondjurk staat op de rand en haar vriend heeft een camera in zijn hand. La dolce vita. Zal ze het water instappen, haar schoenen in haar hand nemen en net als Anita Ekberg “Marcello” zeggen? Ze twijfelt. Zo begint de liefde, met het lef je over te geven aan een ander.
Daarna volgen de duizend tranen die bij echte passie horen, het heilig water dat we vergieten voor de liefde. De luide onbevangen lach zal in de loop der jaren veranderen in een begripvolle glimlach. De reis gaat echter door omdat je je nooit meer ergens anders thuis zult voelen. Zonder haar ben ik de helft van mezelf kwijt.
De volgende nacht lopen we na het avondeten met onze beste vrienden door de stad. Het is nog warm in de straten van Trastevere waar mensen druk staan te praten. Half twee. Of iedereen is verliefd, of niemand hoeft de volgende dag te werken. Vuilnis in plastic zakken bij de huizen. Alex ziet mij kijken en zegt. “De zeemeeuwen, die vormen pas echt een grote plaag voor de stad.”
“Hoezo?”
“Er waren miljoenen meeuwen die rondcirkelden boven de vuilverwerkingsovens buiten Rome. Er was daar altijd iets voor ze om te eten. Die zijn gesloten en verplaatst, maar nu zoeken de meeuwen hun voedsel in de stad.:
“En…”
“Elk jaar met Pasen laat de paus een duif los, maar dit jaar dook er een meeuw neer die de vogel van de vrede doodbeet. Iedereen kon het op de televisie zien.”
De woorden van Alex gaan als een flipperbal in mijn hersenen heen en weer. Alles heeft betekenis, niet van zichzelf, maar omdat wij er een betekenis aan geven. Is de vrede voorbij? Of zijn onze levens zo eindig geworden dat we snel aan de beurt zullen zijn? Zijn we duiven of meeuwen?
Ik denk dat we tortelduifjes zijn. Op een dag is er een zeemeeuw die een eind aan onze reis maakt. Die meeuw is onbelangrijk. Het is maar een onderdeel van de natuur, die wreed lijkt, maar ook maar gestuurd wordt. Niet door de paus. Ik weet een ding: Als we bang worden, ons verstoppen en ophouden elkaar lief te hebben wint de haat, de dood, de schreeuwende krantenkop. Ik ga gewoon doortellen: 46, 47, 48, 49, 50, 51…. Zonder iets te weten over de waarschijnlijkheden die een kankergezwel met zich mee brengt. Waar gaan we morgen naartoe? Ik weet het niet. We zien wel. Wat kan ons overkomen?
CARPE DIEM!
Mooi verhaal
Zo was het, zo is het en zo zal het altijd zijn….hoop ik….denk ik….LEEF ❤
Inderdaad: ‘we zien wel’. Leven bij de dag: lukt vaak maar soms is het moeilijk. Lieve groet voor jou en Marion.
Wat jullie kan overkomen? De liefde, nog vele duizenden nachten…..♡