We zouden meer over de dood moeten praten. Hoe zo? Doen we dat dan niet meer dan genoeg? Wat is dat voor campagne die ik onlangs op televisie zag? Wie vindt dat nodig? Spreken we echt zo weinig over de dood dat we aangemoedigd moeten worden het er samen over te hebben?

Onze gesprekken gaan voortdurend over de dood. Over de vitamines die je moet nemen om eeuwig te leven, over de onderzoekers die beloven dat ze iets gevonden hebben dat de kwaadaardige cellen de baas zal zijn – eens, ooit, over niet te lange tijd -, over wat we wel moeten eten of wat juist niet naar binnen moeten werken. We houden niet op er voortdurend over te kletsen en te schrijven, en denken er de dood mee op afstand te houden.

We doen er alles aan om niet dood te gaan en als we toch nog mogen komen te overlijden dan is het puur een kwestie van pech, stomme pech. Dan zijn we terechtgekomen op een terrain in het mijnenveld waarvan nog geen risicoberekeningen zijn gemaakt. Daar is het eng, heel erg eng. Je gaat voor een controle naar het ziekenhuis en de dokter zegt dat je te laat komt. Om de stemming te verluchtigen kijk je nog op je horloge, maar hij slaagt er niet in een glimlach op zijn gelaat te toveren. Zelf vergaat het lachen je na een aantal behandelingen uiteindelijk ook.

Dood? Er wordt zoveel over de dood gesproken dat het uiteindelijk niet meer in getallen of woorden valt uit te drukken. Zeker deze week. Je stapt bij station Maalbeek in de metro in Brussel en het kan afgelopen zijn. Je moet om acht uur op Zaveltem inchecken voor een vlucht naar New York en komt nooit op je bestemming. En dan komt daar ook nog eens de dood van onze door allen vereerde balkunstenaar overheen. Fucking rotdood. Waarom moeten we er meer over praten? Waarom?

Het zou misschien juist beter zijn als we wat minder over de dood zouden praten, gezien het aantal clichés dat we uitbraken. Zo ben ik verbaasd over de term zinloze dood. Bestaat er dan ook een zinvol levenseinde? Dat je doodgaat en dat dan je kamer in het populaire verpleeghuis vrij komt voor de demente moeder van een ander?

De dood is een ongenode gast en duikt onverwacht op. Ik huil mee met de geliefden, vaders, moeders, zussen, broers en kinderen van wie geofferd werden. Voor de anderen die verbijsterd elk kwartier op twitter kijken of er nog nieuws is over de dood weet ik geen troostvol woord te bedenken. We maken steeds meer onderdeel uit van de oorlog die iedereen met wat internationale ervaring en een scherp oog al lang geleden aan zag komen. Durf de passages uit de geweldsfilms die we zo veel jaar lang bedachten om ons met al zijn gruwelijke kanten te vermaken, onder ogen te zien, als ze nu in nieuwsuur ineens werkelijkheid worden. Kijk naar de spelletjes die opgroeiende tieners spelen en ontdek waardoor ze gewend raakten aan hoe de dood eruit ziet en besef dat het niet om een ‘game gaat’, maar de realiteit is die in onze nieuwsprogramma’s voorbij trekt.

Nog meer over de dood praten? Ik zal mijn bijdrage leveren. De dood is rauw, rood en zwart, gilt en zwijgt, maar is altijd onaanvaardbaar voor wie nog plannen had.

Het was in 1985. We liepen door het donker vanuit Lhasa naar de plek waarvan men beweerde dat de ceremonie er wel eens plaats vond. Toen we op de offerplek gearriveerd waren zaten er vijf anderen die nieuwsgierig waren naar het ware gezicht van de dood. Op de rots lag een lichaam onder een rode doek met gouden stiksels. Een mislukte poging er toch nog iets vrolijks van te maken. Toen de doek werd weggetrokken zagen we het naakte lichaam van een vrouw van een jaar of vijftig.

Twee mannen voerden het ritueel uit. Twee jonge vrouwen zaten terzijde, getuigen namens de familie. De mannen dronken een fles leeg. Ze slepen hun messen. Een paar honderd meter hoger verzamelden zich de gieren op de bergtoppen en keken omlaag.

De mannen sneden de huid van de overleden vrouw los. Ze gooiden haar haren weg. Vervolgens werkten ze gedurende een half uur als ervaren maar ondertussen wel aangeschoten slagers aan het klein snijden van de stoffelijke overblijfselen. Alles kleurde rood, zoals onze televisieschermen. Soms maakten de mannen ruwe opmerkingen. Een van de twee onderbrak zijn werk. keerde zijn rug naar ons toe en deed op zijn gemak een plas.

De schedel stopten ze in een jutenzak en met een grote rots sloegen ze er een paar keer met kracht op tot het gruis was geworden dat ze over de vleesbrokken strooiden.

Toen ze hun werk gedaan hadden, pakte een van de mannen een grote schelp, bracht die naar zijn mond en, blies er op. Het geluid vulde de ruimte tussen de rotsen en de gieren lieten zich voorover vallen. De wind van hun vleugels was voelbaar toen ze met enkele tientallen op de grote rots landden. In nog geen twee minuten was de vrouw verdwenen. In een andere dimensie opgegaan. De mannen veegden nog even de restjes bij elkaar en deden weer een stap terug zodat ook die gegeten werden.

Daarna kwamen de gieren die zeker een meter hoog waren en een vleugelwijdte van minstens twee meter hadden van de grond. Met een majestueuze beweging vlogen ze weg, elk in hun eigen richting. Het bestaan van de vrouw was voorbij en ze werd teruggenomen in het universum. De dood had het verloren, het gaat om de eeuwigheid.

Veel meer moeten we van de dood niet maken. Laten we over het leven praten en over hoe je gewelddadige misdaden voorkomt en een oorlog stopt. Geen woorden zonder betekenis, geen getallen zonder waarde.