Ik vertel graag verhalen en als de familie bijeen is met kerst komt er een onbedwingbare neiging in me op iets anders te vertellen dan oude anekdotes over wat er gebeurde toen we de trein in Lodz misten of de portemonnee gerold werd in de bus tussen Gall en Welligama. Ik wil dan iets zeggen over familie en nu.
Niet dat ik lid ben van een club die knielt voor iets dat je zien kunt of juist niet. Ik heb een behoorlijk wantrouwen jegens georganiseerde religies en de eerste zestig jaar van mijn leven heb ik me nooit aan kerstverhalen gewaagd. Op mijn vijfentwintigste noemde ik me nog atheïst, maar inmiddels heb ik ontdekt dat ik geen sympathie voel voor mensen die neerkijken op degenen die wel in iets geloven en ze daarom belachelijk maken. De mens is immers een zingevend dier. Die kan er niets aan doen dat zijn hersenen proberen een logisch verhaal te maken van wat er met hem gebeurt. Wanhopig proberen wij mensen het onbegrijpelijke betekenis te geven zodat zelfs het meest absurde bevrijd wordt van zijn toevalligheid en een plaats krijgt in een goed lopende vertelling. Pas dan kunnen we weer leven met wat ons overkomt.
Daar komt bij dat ik nu eenmaal van verhalen houd omdat we daarmee aan elkaar vertellen waar we bang voor zijn en waarover we dromen. En ik hou ook van taal die meer is dan advertentieteksten of politieke leuzen, waarmee we elkaar uit proberen te leggen hoe we onze dromen kunnen verwezenlijken. Ben je dan een goedgelovige? Nee, je bent slechts een verhalenverteller, die woorden bijeenbrengt die kunnen verbinden, troosten en die heel even licht geven.
Daarom vertelde ik sinds ik kleinkinderen had in de decembermaand aanvankelijk dat als mensen het niet meer zien zitten, gevangen zijn in het duister van een wereld die hen beangstigt, ze elkaar vertellen over licht en pasgeboren baby’s. Een kerstverhaal dus, niet over mensen die al geslagen en gevormd zijn door het leven en moed en hoop verloren hebben, maar over een kind dat geen woord weet, maar van alles kan worden, van alles. Er valt licht op dat kind en dat biedt hoop. Zo’n verhaal heb je soms nodig. Het idee, dat het kan, dat je voetbalclub kampioen kan worden, dat je geneest van een vervelende ziekte, dat je je relatie nog kan redden, dat je financiële zorgen zullen verdwijnen. Hopen tegen beter weten in, dat is het kerstverhaal. Is 2015 een jaar waarin dat nog wel mogelijk is?
Sommige mensen vertellen elkaar elk jaar het zelfde kerstverhaal. Ik wil elk jaar iets anders en daarom vertelde ik mijn kleindochters ook wel eens over keizer Augustus, die zo nodig de mensen wilde tellen waarover hij heerste en over Maria die in het land woonde waar de Palestijnen vandaan komen, die overal geweigerd werd omdat ze van elders kwam en uiteindelijk toch een plekje in een stal vond, waar haar kind werd geboren, want ze was op een of andere onbegrijpelijke wijze zwanger geworden. Maar kan ik de meisjes dit jaar wel weer vertellen over de asielzoekers die geen onderdak kunnen vinden? Ze weten inmiddels zelf ook wel dat het in werkelijkheid zo niet gaat. Ze zullen zeggen “Nee opa, niet weer over die zielige uit een oorlogsland gevluchte vrouw op een ezel en haar wat sullige verloofde die de asielprocedure niet kennen, maar toch een kroegbaas vinden die een plekje voor ze weet.”
Mijn kleindochters hebben deze week ook over het kerstverhaal gehoord dat mensen in Geldermalsen scandeerden. “AZC, weg ermee.” Ik kan ze denk ik niet voor de gek houden. Vuurwerk, flessen en stenen in plaats van een stal en een maaltijd. En Pontius Pilatus die zijn handen in onschuld wast. Maar dat is Pasen, het Christelijke slachtfeest, een heel ander verhaal.
Waar is het licht, waar we ons naar kunnen wenden, ons aan warmen? Moet ik een verhaal vertellen over hoe met kerst iedereen bijeen is om te veel te eten, herinneringen op te halen en familieruzies opnieuw op te voeren, waar demente oma’s en opa’s gelukzalig lachen omdat ze er weer een keer bij mogen zijn? Op de radio hoor ik over een demente man die zijn partner vermoordde. Maar dat is niet gebruikelijk vertelt een deskundige, want het gaat meestal andersom. Een op de drie mantelzorgers verliest wel eens zijn geduld met het familielid met Alzheimer die al lang niet meer weet wat een kerstverhaal is. Ze slaan ze, sluiten ze op, kleineren ze. En als ik even op het internet dat radioverhaal wil verifiëren kom ik een reeks berichten tegen over negentigjarigen die elkaar vermoorden om aan het lijden een einde te maken. Omdat we verleerd hebben te zorgen en er te veel is om voor verantwoordelijk te zijn. Wat helpt het nog als ik een verhaal zou vertellen over een baby in zijn kribbe waar we de kerstlantaarn boven houden? Het wordt pas een eigentijds kerstverhaal als het gaat over een in zijn luier pissende oudere in een bed met hoge rekken als symbool van vrede en geluk omdat hij alles vergeten is – van Charley tot Bataclan – en daarom nu aanbeden wordt.
Wat zal ik Helena en Katelijne nog vertellen? Op een dag ben je misschien gewoon uitverteld, zijn de woorden op en alle verhalen verteld, achterhaald en zingen we “Rudolphe the red-nosed reindeer” en noemen het onze Nederlandse cultuur, waar de handvol vluchtelingen uit de wereldoorlog die nooit meer stopt en die we in 2016 toelaten zich aan moeten aanpassen. Maar verhalen? Die hoeven niet meer.
Wat zit je toch in jezelf te mompelen opa? Niemand luistert er nog. Ze zijn in plastic harnassen naar de bioscoop om naar Star Wars te kijken.