“Heeft u genoeg?” vraagt het meisje dat mijn ontbijt heeft gebracht. Een levensvraag.
Mijn glimlach komt vanzelf, ik zeg “Sudah keniang”, ontvang een glimlach terug en ze keert terug naar de keuken. Ik ben de enige gast. Verlegen heeft ze geprobeerd me te vragen waarom ik Indonesisch spreek en wat ik kom doen. Een kort antwoord, want ik moet die vragen eerst aan mezelf kunnen beantwoorden.
Hoe kom ik hier? Gisteren zat ik nog ergens aan zee waar ik keek naar de kleurrijke vissersboten en me afvroeg wat de mannen aan boord nu precies aan het doen zijn. Ik ken hun leven niet, heb geen idee of ze vrouwen en kinderen hebben, wat hen gelukkig maakt en of ze van het vissen kunnen leven. En waarom had ik zo’n lange reis gemaakt om daar mijn tijd aan te besteden?
De dag daarvoor in een tropische regenbui onder een zeildoek op een langs de autoweg uitgespreid kleed durian etend met mijn vrienden die speciaal uit Jakarta zijn gekomen om me rond te leiden door de stad waar hij geboren is en waarover zij een boek schreef. Alsof we elkaar al kennen sinds we geboren zijn praten we over levensloop, geluk, niets en dus alles.
Drie weken eerder, vlak voor mijn vertrek, zit ik samen met Marion bij de afdeling spoedgevallen omdat Katelijne van zes haar ellenboog gebroken heeft. Ze is dapperder dan haar grootouders en lacht af en toe geruststellend naar ons. Vertwijfeld vragen we ons af waarom het niet mogelijk was dat ik mijn arm brak in plaats van zij het hare. Is er misschien een lijn in het geheel te ontdekken waardoor ik het heel simpel aan de Indonesische vrouw kon vertellen.
En 1978, de eerste keer dat we op Sumatra waren. We vonden dat we absoluut geen toeristen waren, maar reizigers, mensen die de wereld doortrokken om daarvan te leren. We begonnen in Bangladesh omdat ik het verzoek van een arts in dat land gekregen had om daar te werken, iets dat ik maandenlang deed, en vervolgens maakten we een reis langs alle plaatsen waar je als reiziger geweest moest zijn om een brevet voor wereldwijsheid te ontvangen, maar wat we leerden kan ik al lang niet meer vertellen. Misschien was het ook wel een vlucht vanwege de enorme aandacht die ik kreeg doordat ik columns schreef in de Volkskrant en acteerde met het Werkteater. Niemand krijgt op school les in hoe je een publiek figuur wordt, omgaat met ijdelheid en hoe je je ziel daartegen beschermt.
Uiteindelijk waren we per vliegtuig, bus en boot bij het Tobameer aangekomen, waar we lange tijd verbleven met andere reizigers. Sommige van hen probeerden de plaatselijke bevolking te leren hoe je guacemole, Duits brood of een pizza maakt, maar ieder doet wat hij het beste kan en daarom ondervroegen we iedereen en schreven het op. Over de vrouw die haar zoon Dingin (koud) noemde omdat het de week voor zijn geboorte zo koud was geweest. Een zin in een dagboek.Een les waar je niets aan hebt, behalve dat alles op toeval berust.
En nog weer veel eerder, de zoon die in het oude fotoboek van zijn vader kijkt, waarin de foto’s geplakt zijn uit de tijd dat die voor de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij voer, heen en weer tussen Batavia en Sjanghai. Jaren dertig en ontkomen aan de veranderingen die in Duitsland plaats vonden waar hij met zijn ouders woonde. München. Joods. Reizen, daar droomde ik van als ik die vergeelde zwart-wit foto’s zag.
Als je die plaatsen in de tijd met elkaar verbindt krijg je mijn leven. Kanker heeft daarmee niets te maken. Ik ken geen plaats in de tijd van mijn bestaan die ook maar enig verband heeft met een kwaadaardig gezwel. De grafiek van bloedwaarden die op en neer dansen op de computer van de arts die af en toe vraagt hoe het gaat hoort bij het ziekenhuis en niet bij mij.
Ik ben twee weken in Sumatra geweest om voldoende foto’s te maken voor het boek ‘Het Sumatra van Bloem’, een verhaal over ons gezamenlijke leven over een aantal plekken die bij elkaar horen. Als de kapitein op een VOC schip keer ik terug met rijke buit. Morgen neem ik mijn lief weer in mijn armen.
Nog een keer kijk ik naar de ontbijttafel, zie het bord waarop de nasi goreng heeft gelegen, de schillen van de rambutan en de papaja, het palmblad waarin de lemper heeft gezeten. Waar ben ik? Onderweg. Daarna neem ik nog een vegetarische rissole, een stuk papaja en een banaan voor onderweg. Je weet maar niet hoe ver het nog is..
Mooi beeldend geschreven….
“De grafiek van de bloedwaarden..die op en neer dansen…op de computer van de arts…horen bij het ziekenhuis…en niet bij mij…”Deze zin ga ik dicht bij me dragen…om nooit meer te vergeten…Dank hiervoor…
‘Heeft u genoeg’ : een levensvraag
Maar, toen de uroloog mij eergisteren meedeelde dat m’n psa-waarde gedaald was naar 0,08, was ik toch wel even blij en opgelucht. De hormoonkuur is dus effectief. En nu weer voorwaarts! Eens zien of ik m’n handicap op de golfbaan naar beneden kan krijgen…..
Vrijdagmorgen 11 december. Na mijn vlucht tussen de vleugels van Garuda, al wachtend bij bagageband 18. Ik dacht: is het hem? Nog even rondkijkend of ik uw ‘Bloem’ nog zag maar niet gespot. Uw (zwarte) koffer arriveerde eerder dan die van mij -waarin ‘de verliefde waria’- . Deze laatste vergezelde mij op de warme avonden lezend op mijn veranda, begeleid door de huisgecko. Succes met de jetlag en al wachtend op het ‘Sumatra van Bloem’. Geweldig vooruitzicht!