Er zijn weer drie maanden voorbij, er is een nieuwe bloeduitslag en ik ga naar mijn uroloog om de strategie voor de komende tijd te bespreken. Ja, dat woord gebruikte hij. ‘Strategie’: een plan voor de rest van mijn leven. Ik heb alle getalletjes gezien. Ze staan netjes in een lijstje. Mijn PSA is een luchtballon waarvan ik het touwtje uit mijn handen heb laten schieten. Ik kan doen wat ik wil, maar ik krijg dat draadje niet meer te pakken en langzaam maar zeker vliegt het uit het lijstje en zoekt hij zijn heil in hoger sferen. Misschien zou ik vroeger nog hebben kunnen springen, maar met mijn versleten heup, de hielspoor in mijn linkervoet en mijn gepijnigde rechterknie kom ik niet ver meer van de grond. Ik loop zichtbaar mank en het komt niet eens door de kwaadaardige cellen. Meerdere malen per dag krijg ik te horen “Hoe gaat het met u?” Soms word ik ervoor op straat aangehouden. Ben ik niet Nederland’s prostaatkankerposterboy (kan deze term als ik te zijner tijd onverhoopt toch nog zou mogen komen te overlijden in de van Dale worden worden opgenomen)?
“Goed, heel erg goed,” roep ik. PSA-technisch gezien zal ik waarschijnlijk volgens de laborant van dienst wel ziek zijn, maar ik laat me niet door een medische definitie indelen bij de hulpbehoevende dieren en verklaar mezelf vol enthousiasme kerngezond. Als ik al ergens last van heb is dat van de schadelijke bijwerkingen van de prikken en pilletjes.
Eens per drie maanden komt de buikprikzuster met haar naald, maar ook zij kan niet meer goed bij de PSA-ballon. Dus steekt ze hem maar extra diep in mijn buik. Dagelijks heb ik er nog een pilletje bij geslikt, maar het mag niet baten. Het is uitgewerkt en de bloeduitslag die verraadt dat de kankercelletjes een feestje hebben blijft zijn gang gaan. Ondankbare huurder die prostaatkanker, krijgt kost en inwoning bij me, maar het is nooit genoeg. Volgens mij heeft hij mijn botten op het oog. Dat betekent voor hem ruimer wonen, kan hij zich met zijn snel uitgroeiend gezin wat gerieflijker bewegen. Op de scans die we af en toe maken zie ik ze daar al snuffelen.
Maandag gaf ik een lezing over kanker en beloofde mijn gehoor dat ik het woord zo min mogelijk zou gebruiken. Niet omdat ik het niet durf uit te spreken, maar gewoon omdat het geen mooi woord is. Te veel K’s. Geef mij maar woorden zoals liefdesgedicht of levenslied. De rode draad in mijn lezingen is dan ook nooit de dood maar het leven. Ik weet zelfs niet eens wat de dood is, ben zelf nooit doodgegaan en heb nimmer iemand gesproken die daar uit eigen ervaring over kon vertellen. Alleen het leven is interessant en alle manifestaties waarin het zich aan ons toont. Bijvoorbeeld als de roodborstjes die bij mensen met kanker binnenvliegen om ze te troosten. Of de jongens die in Amsterdam op het Amstelveld met elkaar voetballen en de mooiste kunststukjes met de bal uithalen, waardoor ik droom van mezelf ooit.
“Wat denk je dat bij jou belangrijk is voor je gezondheid?” vraagt mijn dokter.
“De liefde,” zeg ik. “Zonder dat is het leven niet de moeite waard meer en wint de groep woekercellen die tot de tanden toe volgepakt zitten met afsterfpoeder.” Natuurlijk zeg ik dat niet echt, maar ik denk het wel. Zulke dingen zeg je niet tegen iemand die heel lang gestudeerd heeft om je te kunnen behandelen. Maar wel het woord liefde, dat zeg ik wel. Ik had ook kunnen zeggen: “And in the end,” dan lang wachten tot de spanning groot genoeg is en de aandacht maximaal. “And in the end, the love you take is equal to the love you make.” Met dank aan Lennon en McCartney. Vaak verbastertaal ik het tot ‘Uiteindelijk is de liefde die je geeft even groot als de liefde die je krijgt.’ Dus is de truc dat je zo veel mogelijk liefde probeert te geven zodat je nog veel leven te goed hebt. Maar aan zulke adviezen heeft een arts weinig, want hoe schrijf je dat op een receptpapiertje?
Het is bovendien wetenschappelijk erg onverantwoord. Mocht je kanker hebben, luister dan niet naar mij en blijf gewoon je pillen slikken. Ik krijg zelf ook weer nieuwe nu de oude niets meer bij me doen. Tegen de tijd dat ik hun naam goed uit het hoofd ken zijn ze misschien al weer uitgewerkt, maar wie weet, de liefde dient zich vaak aan op manieren die je niet verwacht.
Op het Amstelveld rolt de bal ineens naar mij toe. Een van de jongens rent er heen om het spel weer voort te kunnen zetten, maar ik ben er ook op af gegaan. “Even kijken of het me nog lukt,” roep ik tegen hem. Hij maakt ruimte en vraagt “Even een trucje doen?” en ik zou nu zo graag een kunststukje kunnen uitvoeren met die bal, maar voel de pijn in mijn heup en zeg “Sorry, mijn lichaam wil niet meer”, tik de bal rustig in zijn richting en voeg eraan toe “Ik ben zevenenzestig en het houdt eens op”.
“Daar ziet u niet naar uit hoor, u bent nog hartstikke fit,” roept de Marokkaanse jongen. Als reactie maak ik een heel klein sprongetje – bescheiden, zo veel als de hielspoor het net nog leuk vindt – en maak met mijn arm een gebaar alsof ik net gescoord heb.
Raak, gescoord!
Beste heer Woffers,
Weer een mooi geschreven blog. Met een complimenteus Amsterdams Marokaans jochie. Maar daar schiet een mens niets mee op als de ongewenste cellen tekeer blijven gaan. Soms denk ik dat ik ook een objectieve parameter zou willen zien waarop ik de stand van zaken kan beoordelen. In mijn geval kijken de oncologie verpleegkundige en de oncoloog himself me in de ogen en vragen hoe ik vind dat het gaat. Want dat is vrijwel de enige manier om te meten. Als een T scan aangeeft dat de hele handel aan de loop is buiten mijn maag om, is het te laat. Dan gaat het hard. Maar ik ben geen goede parameter, als ik me boos heb gemaakt over bijvoorbeeld de reacties op vluchtelingen, of mensen hun eigen angst hoor projecteren. Dan is er niets aan de hand met mijn lijf, dan ben ik kwaad en verder niks. Maar nu, mijmerend over het lijf dat me heeft opgezadeld met een zeldzame vorm van maagkanker. Nu zie ik het somber in.
Bij nader inzien neem ik toch maar genoegen met mijn vorm van evaluatie. Kille cijfers houden geen rekening met je stemming of je boosheid. Voor u zelf en uw geliefden, maar ook een beetje voor ons, blijf nog lang leven en schrijven.
Met een hartelijke groet,
T.
Hallo Ivan
Blij om toch van jou die opbeurende woorden te horen. Voor mij ben je een kanjer en een steun. Vroeger als schrijver over medicatie, nu doordat wij dezelfde ziekte delen en jouw positiviteit en realisme mij tot steun zijn.
Toch sterkte en ga er gewoon voor…..die liefde 🙂
Groeten
Jan Koert
Hoop van harte dat je nog een tijdje blijft scoren. De wereld kan je nog niet missen!♡
Mooi stuk weer, dank. Ga voor je hielspoor eens naar IFR / Echozorg Hoorn, naar Rob de Zoete, ik ben er helemaal van af.
Ik kijk altijd uit naar je pca stukjes. Heel mooi. Bedankt Ivan.
Lieve, lieve Ivan (als ik zo vrij mag zijn),
Iedere keer ben ik weer ontroerd door je woorden. Je hebt lieverds om je heen, maar mocht je ooit een schouder nodig hebben of een hand of een luisterend oor, laat het me weten en ik zal er zijn.
Heftig verhaal….sterkte
ik weet nooit zo goed wat ik moet schrijven maar ik ben er wel door gegrepen wat u schrijft, wat u allemaal mee moet maken en ook te weten dat u voor velen veel betekent, ik stuur u een boeket dat wij hebben gekregen voor de verjaardag van mijn vrouw met een improvisatie, ik hoop dat het ook wat voor u betekent, google cd 19 nr 13. Heel veel sterkte, Henk
Lieve Ivan, vindt mijn vrouw zij volgt jouw omdat wij lotgenoten zijn, ik lees vaak mee. Jij ligt wat voor op mij in tijd en afwijkingen. Met 11 jaar met uitzaaiingen in ribben en lymphen. Ben ik tevreden over mijn huidige kwaliteit van leven. Nu weer in de molen scan en scan en wellicht op naar de injecties, liever niet. Gelukkig de liefde zal blijven. Wij passen overigens niet op de statisstieken dus dan maar niet zeuren. Ik gebruik al vanaf het begin, na de operatie, Anoba visum , cq maretak injecties is antroposofisch en wordt al sinds 1919 gebruikt, in Duitsland wordt het zelfs vergoed ik denk dat het mij goed helpt naast de pillen. Bij chemo schijnt het ook verlichtend te helpen. Ken je dat?
Wij blijven je volgen en mee leven, Elsebeth Guepin en Jan van Altena