Kunnen we nog wel over iets anders schrijven dan over de foto van het jongetje en de beelden van groepen mensen die zich verdringen om desnoods door de ramen van stilstaande treinen te kruipen om maar steeds verder weg te komen van de dorpen waar ze geboren werden, trouwfeesten vierden en gelukkig waren? Wat zou ik vandaag op papier moeten zetten over het verband tussen het gebruik van koolzuurhoudende dranken en een grotere kans op hartproblemen? Wie zit er op dit moment nog op zulke informatie te wachten? En je zal maar sportverslaggever zijn vandaag. Je krijgt het toch niet voor elkaar om de strijd in de Amsterdamse Arena belangrijk te vinden als een pagina verder in je krant foto’s staan van de wereldarena. Of moet ik weer een stuk lang mijmeren over hoe jammer het is dat ik prostaatkanker heb en dat we allemaal doodgaan? Dat lukt me niet als de wereld in brand staat. Ik kijk al een tijd naar een leeg computerscherm en de zelfde dingen komen steeds terug. De duizend reflecties van het beeld van verdronken kinderen op een strand, waar je liever toeristen ziet liggen. En nee, dan laat je je niet door je emoties of schuldgevoelens meeslepen, maar door een intense ongerustheid.
Waar we nu getuige van zijn is zo groot dat het alles overstijgt en is niet alleen belangrijk voor de vluchtelingen, voor de kinderen die nog niet kunnen zwemmen, voor de verwarde bewoners van dorpen in Europa die vrezen dat hun skyline nooit meer het zelfde zal zijn als daar tenten verschijnen, maar voor de toekomst van ons en onze dochters en zonen. Je hoeft geen groot ziener te zijn om te beseffen dat wat er nu gaat gebeuren beslissend zal zijn voor hoe de wereld er de komende tientallen jaren uit zal zien.
Het gaat over de derde wereldoorlog die uitgebroken is en niemand durft dat hardop te zeggen omdat we nog altijd denken dat als we het ergste ontkennen het er gewoon niet is. Zo lang je over vluchtelingen en humanitaire crisis praat lijkt het nog op iets anders. Op iets in een land ver weg dat ons niet aangaat. Overal ter wereld wordt echter gevochten en we weten niet meer zo goed wie onze vijand nu precies is. Of je nu in Bangkok een tempel bezichtigt of de trein naar Parijs neemt, nergens kun je je nog helemaal veilig voelen.
Sluimerde de groeiende tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen, tussen door boze mensen gehijackte religies en tussen sociale klassen al een tijd, we konden het nog negeren. Het werd gebagatelliseerd, we noemden het een regionaal probleem, de Arabische lente, falende staten, plaatselijk terrorisme. De maskers gaan echter steeds meer af, de woorden worden steeds feller, de bedreigingen steeds serieuzer en de dood steeds normaler. Het onvoorspelbare is al veel eerder begonnen. De ‘oude wereld’ is voorgoed voorbij en door de opwaartse druk komt de armoede, de uitbuiting en de willekeur in de verwaarloosde delen van de wereld van onder uit de trechter omhoog. Als luchtbellen zien we exploderende regio’s in onze trillende handen opkomen. Het enige waar we toe in staat zijn is verontwaardiging dat ze de grote verjaardagstaart van het ongestoorde zonnige leven verstoren.
Vaak worden vergelijkingen met de tweede wereldoorlog gemaakt, omdat dat zo’n beetje ons ijkpunt is voor het ergste wat kan gebeuren. Die derde wereldoorlog ziet er niet zo uit als de vorige wereldoorlogen. Het is ouderwets elkaar eerst de oorlog te verklaren. Wat er nu plaatsvindt heeft veel grotere dimensies. Ten eerste omdat we in vergelijking met die tijd nu wereldwijd met elkaar verbonden zijn. We hebben elkaar en nog veel meer via de digitale wereld grondig leren kennen. We weten alles, zelfs hoe je in je bijkeuken een bom in elkaar zet. Daar komt nog bij dat in 1935 er 2 miljard op de aarde leefden van wie de meesten geen idee hadden dat er ook nog veel anderen bestonden, maar we nu met 7,2 miljard mensen in competitie zijn om grondstoffen, energie, schone lucht en gezonde voeding. Ja die competitie, die zou goed voor onze economie zijn want het zou het beste in de mens naar boven halen. Misschien onder speciale condities, maar ook het slechtste. Samenwerken lijkt steeds moeilijker te worden omdat we op school vooral leren uit te blinken, hoe we voor onszelf op moeten komen en vergeten te luisteren.
Het lijkt me niet ondenkbaar dat die stroom vluchtelingen niet stopt voor er in de brandhaarden van de wereld niemand meer woont en alle tempels verwoest zijn. Laten we ons daar maar op voorbereiden en bedenken dat we mensen die niet bang zijn om dwars door woestijnen, door treintunnels, door het prikkeldraad heen een onzekere toekomst tegemoet te lopen alleen maar tegen kunnen houden als we de vluchtelingen van die oorlog ook nog gaan bestrijden. Niet omdat we een beschaafd land moeten lijken, zullen we de vluchtelingen helpen, maar omdat de enige uitweg uit oorlogen is om samen te werken met anderen.
Je zult vluchtelingen zo snel mogelijk moeten integreren in de economie van je land, want ze gaan over een half jaar niet fluitend terug met de trein van Amsterdam naar Wenen, naar Budapest, naar Skopje en door naar Kobani of Allepo. Ze zullen hier zijn tot de derde wereldoorlog uitgewoed is. Uiteraard krijgen de vluchtelingen in die tijd kinderen die Nederlands leren en aan een Nederlandse universiteit willen studeren. De vluchtelingen brengen hun eigen ideeën over wat normaal is en wat niet met zich mee, en ja we weten dat het twee generaties duurt voor er sprake is van interculturalisatie en acceptatie. Iedereen die bij de geschiedenislessen heeft opgelet weet dat zo de mensheid zich ontwikkeld heeft. Daardoor weten we ondertussen ook hoe je met die uitdagingen om moet gaan en wat je zeker niet moet doen. Ze niet jarenlang in het niemandsland van de politiek-ambtelijke besluiteloosheid laten wachten. Dat creëert een nieuwe klasse ontevredenen en het levert de bron voor je volgende conflict.
Waarom zijn er zo weinig politieke leiders in Europa die het grotere plaatje zien? Die een goed plan ontwikkelen voor het omgaan met de vluchtelingen van de derde wereldoorlog zodat we niet elke dag van die rotfoto’s hoeven te bekijken. Europa redt het niet om nog een half jaar elke dag de beelden te moeten zien van mensen achter hekken die in de reservaten van de uitzichtlozen moeten blijven en kinderen die het slachtoffer worden. Aan het werk. Ik heb toch niet voor niets op u gestemd.