“Wat fijn dat ik je zie,” zegt mijn moeder. “Je bent zo lang niet geweest.”
“Vorige week nog,” antwoord ik onhandig, maar weet dat haar dementerende hersenen niet meer weten wat gisteren, vandaag of morgen, vaak of weinig is. “Ik ben ook blij dat ik jou weer zie.”
“Gaat het goed met je?” vraagt ze.
De woorden betekenen niets. Ze worden gezegd om de stilte te vullen, die niet mag vallen omdat we dan mijlenver van elkaar verwijderd zijn. Ik zoek naar woorden die ons samenbrengen in een gebied waar we elkaar nog kunnen ontmoeten, maar er valt me niets in. “Je komt niet zo vaak,” zegt ze.
“Dat valt best mee,” breng ik in, maar weet dat ze gelijk heeft.
“Nou ja, ik zie mijn moeder hier ook nooit,” zegt mijn 94 jarige moeder.
“Dat begrijp ik wel,” reageer ik. “Het is voor haar wel heel ver weg.”
“Ja,” beaamt mijn moeder. “Hebben ze nog geprobeerd je uit te horen?”
“Wie?” vraag ik.
“Dat weet je wel,” zegt ze. “Wilden ze over ons weten? Ik heb nooit iets verteld over ons.”
Ik denk aan 1980. Mijn eerste roman verscheen en ze was boos. Niet over wat echt gebeurd was, maar over wat ik verzon om het drama contouren te geven en vooral omdat ik mijn vader in mijn boek een verre geliefde in Enschede gaf. Ik dacht dat ik het fantaseerde, maar mijn broer vertelde me later dat er echt iets was geweest.
´De laatste handelsreiziger´ gaat over een jongen die zich los wil maken van het gezin waar hij toe behoort en denkt dat hij in zijn vader een bondgenoot heeft. De eettafel is het slagveld.
“Ze dreigde me, probeerde me over te halen mijn bord leeg te eten en poogde me met kwartjes om te kopen. Ik bleef naar het bord staren, maar hield vol. Iedere dag keerde de kwelling van het warme eten terug. Steeds weer waren er de slopende ruzies met mijn moeder. Ik weigerde resoluut te eten. Vooral uien deden me snel overgeven. Hoe klein ze ook gesneden waren, met kinderlijk vernuft spoorde ik ze op.
“Het heeft ook helemaal geen zin dat ik iets leuks kook. Het wordt toch niet gewaardeerd,” klaagde mijn moeder.
Op een zondagmiddag moest mijn vader haar helpen mij te voeren. Hutspot had ze gemaakt. Hij probeerde op aanwijzing van mijn moeder mijn armen en benen in bedwang te houden terwijl zij met haar linkerhand mijn neus dichtkneep en met de andere de lepel vol oranje brei in mijn mond stak. Het voedsel kwam snel weer naar buiten, waarna het langzaam via mijn kin op mijn kleren gleed, hetgeen mijn moeder nog kwader maakte. Ze sloeg me in mijn gezicht, maar het hielp niet.
“Ik heb nog nooit zo´n lastig portret meegemaakt,” riep ze driftig. “In je eentje bezorg je me meer last dan de tweeling samen. Mijn vader keek hulpeloos over haar schouder naar me. In gedachten seinde ik ´Help me´ met de geheime cijfercode. Maar hij stond daar half over me heen gebogen met in de ene hand twee voeten en in de andere twee worstelende armen.
Ik heb de belangrijke slag om de hutspot gewonnen. Ik at geen hap van de weke oranje pap. De volgende dag kreeg ik van mijn vader een pakket postzegels voor mijn verzameling.
“Niks tegen mama zeggen hoor,” zei hij. Ik zweeg.
Bij het schrijven van mijn latere romans gebruikte ik voor de zekerheid de derde persoon enkelvoud en situeerde ze in het buitenland, zodat ze niet het gevoel zou krijgen dat het over haar ging. Tien was ik toen de hutspotoorlog woedde en dertig was ik toen in ´De Laatste Handelsreiziger´ schreef. Meer dan 56 jaar later zit ik tegenover mijn moeder met haar handen in de mijne, zij zonder geheugen en ik met prostaatkanker.
“Ik moet thuis nog eten koken,” zeg ik. “Heb jij enig idee wat ik straks zou kunnen maken?”
Ze aarzelt. “Ik zou…”
“Nou wat?”
“Bij mij eten ze graag…” en ze valt weer stil.
“Nou wat eten ze graag bij jou?”
“Dan zeiden ze ´Mama kook nou vandaag eens iets heel lekkers…”
“En wat was dat dan?”
Ze denkt lang na, kijkt me uiteindelijk aan en glimlacht. “Ik weet het niet. Ik ben het vergeten.”
Wat herkenbaar Ivan dit ,ik heb 11 jaar strijd gehad met een demente moeder , die schizofreen , achtervolging waan denkbeelden had , de ene kant heel lief de andere kant vreselijk ,kan er een boek over schrijven ,ik spreek nu over de jaren 1980 , toen de Medici hier geen raad mee wist maar koester nog steeds de momenten van haar goede kant. ik vind je erg dapper !
Ach…wat wezenloos eerlijk en dapper weer…even dacht ik dat je moeder “”hutspot”” op t einde zou zeggen op jouw vraag, je moest eens weten wat voor herinneringen dit schrijven allemaal op kan halen..heb vandaag een mooie dag!
Mooi stuk, Ivan, en weer eens dank voor het delen.
Je empathie en inlevingsvermogen sluiten prachtig aan bij een visie over dementie als persoonlijk afrondend verwerkingsproces waar ik toevallig net vanmorgen over las in de wachtkamer van het consultatieburo, een uurtje nadat je deze blog online zette. Wat een toeval, ik denk nooit over dementie na.
Zie stroom nr.2, lente 2014.