Het wordt wat teveel en daarom besluiten we een paar dagen te gaan wandelen. Op Schiphol verrichten we de laatste gehaaste handelingen die bij ons te haastige leven zijn gaan horen. Even op de telefoon de mail checken. Zien hoeveel zon, hoe weinig regen ons te wachten staat. Snel het nieuws bekijken.

“Honderdvijftig dode walvissen bij Nieuw Zeeland gevonden.”

“Hoe kan dat?” informeer ik.

“In fuiken terechtgekomen. Ze konden niet meer weg. De meesten zijn door angst en stress doodgegaan.”

“Bij mensen gaat dat precies zo,” zeg ik. “Alleen langzamer. Gevangen in levens die ze niet willen en waar ze geleidelijk steeds meer in verstrikt raken, wordt de stress steeds groter en uiteindelijk maakt het ze kapot.”

Vroeger zei ze nog wel eens tegen me: “Je hoeft niet de hele dag college te geven.” Als ze niet reageert weet ik tegenwoordig dat ik het niet voor de zoveelste keer uit hoef te leggen. Het is moeilijk, maar ik beheers me want de vakantie is begonnen. Daarom laat ik de lezing over de goede stress die ons opzweept tot grootste verrichtingen achterwege. Als de zeilboten die we later die dag de haven in zien lopen, proberen we de wind van de goede stress op te vangen om ons thuis te brengen. En ik vertel evenmin over de slechte stress waardoor we steeds vaker verkeerde beslissingen nemen en uiteindelijk verzuipen.

Ik denk aan mijn vriend, die van de lagere school, die nog weet dat onze school van hout was en naast me zat toen ik blokfluit leerde spelen, met wie ik op de bromfiets de wereld rond zou rijden, een onderneming waarbij we ergens op een camping in Zeeland strandden. De avond voor onze overhaaste vakantie had hij gevraag of hij even langs kon komen. Naast de herinneringen aan de wijk waar we opgroeiden delen we namelijk ook de mannenkanker.

“PSA is weer omhoog,” zegt hij, “En mijn uroloog kan niet terugbellen. Ik moet tot donderdag wachten.”

Ik heb ervaring met, maar geen verstand van PSA, hoogwaterstanden, de luchtdruk, maar weet wel dat als je vanwege je prostaatkanker behandeld wordt en je bloedwaarden in drie maanden van nul komma twee naar acht stijgen de dokter beter even met je kan praten.

“Als hij alleen maar even zou zeggen ´O dat zie je wel vaker. Maak je maar niet druk, we praten er donderdag verder over´,” zegt hij. “Dan voel ik me al anders.”

Met de kankers van andere mensen bemoei ik me niet. Voorbij wat menselijk is – een opbeurend woord, iets uit leggen over geduld, het delen van eigen ervaringen – waag ik me nooit.

“Waarom is de uitslag nou nooit eens gewoon nul komma nul?” vraagt hij.

“Vanaf het moment dat de diagnose is gesteld, komt er eigenlijk nooit meer echt goed nieuws,” zeg ik. “Wel vaak een tijdje windstilte. Soms zelfs een hele tijd, maar dan ineens, dan is er weer een tegenslag. Je kan maar beter niet al te druk zijn met wat er mis kan gaan.”

Hij kijkt me gelaten aan.

“Dat is het moeilijkste van kanker,” zeg ik. “Je moet zo wennen aan hoe je met elk nieuw bericht om moet gaan. Koel blijven. Leren dat het nooit meer over gaat. Als de angst in je hart is geslopen, moet je die zelf temmen. Er is geen dokter die dat voor je doen kan. Je moet leren te lachen om die uroloog die zo bekend en druk is, dat hij geen tijd voor je heeft, niet wetend dat hij zelf gewoon ook nog aan de beurt komt. Ga af en toe een eind wandelen, bezoek musea, neem regelmatig een vakantie, loop rond in een PSA-vrij land.”