Met mijn mond open in de stoel bij mijn jeugdvriend die tandarts werd, luisteren hij en ik naar radio 5. De muziek van onze jeugd komt langs en verandert zelfs een wortelkanaalbehandeling in een vrolijke reis langs Memory Lane. Muziek was de ontsnapping uit de beproevingen van het puberleven. Ik herinner me de platenwinkel waar we singeltjes kochten. Met zijn tweeën luisterden we in een klein hokje via een koptelefoon naar Rainy day women, California Dreaming, Pretty Woman, The sounds of silence, en het viel ons moeilijk een keuze te maken. We kochten nooit de zelfde muziek, want we vulden elkaar aan, en werkten zo aan de soundtrack van onze jeugd. Elke gebeurtenis was verbonden met de muziek die we hoorden. Op zondagavond luisterden we van elf tot twaalf naar de Engelse top20 op radio Luxemburg – de enige plaats waar we de muziek hoorden die van ons was – en hoorden voor de allereerste keer I want to hold your hand. Eindelijk waren we verlost van Doris Day en Cliff Richard. Later verschenen er piratenzenders die ons verder bevrijdden uit de grauwheid van de jaren vijftig en zestig.

Al die muziek past bij plaatsen en momenten. Zo hoort And the wind cries Mary onverbrekelijk bij de bezoekjes aan het Galjoen, de kroeg die destijds populair was. En In a Gadadavida is voor eeuwig het geluid van de dansfeestjes in kelders van kerken met visnetten langs het plafond en Italiaanse wijflessen in raffia op lage tafeltjes, waar we te vaak langs de kant stonden, niet dapper genoeg om op een meisje af te stappen.

Een stel platen in onze wijde parka-jas stoppen durfden we niet en er zat niets anders op dan onze collectie hooguit eens per maand met een 45 toeren plaat uit te breiden. Stelen was voor ons een vorm van rebellie die te ver ging, maar we moesten lachen bij het opwindende idee. We waren goede jongens en lieten het bij het uren doorbrengen in de platenzaak en de droom over wat we mee naar huis zouden nemen.

We horen Young Girl langskomen en hij haalt even de boor uit mijn mond. Ik weet dat mijn vriend een goed geheugen heeft.

“Wie zingt dit toch?” vraag ik langs zijn haakje en tussen klemmen door. Zijn hoofd is zo´n twintig centimeter boven het mijne. Ik kijk omhoog en zie hem nadenken. “With all the charms of a woman, you kept the secret of your youth.” Het klinkt als het volkslied voor de liefhebbers van seks met kinderen.

“Gary Pucket and the Union Gap,” antwoordt mijn vriend.

“Je weet het ook altijd,” zeg ik en zie hem glimlachen. Mij lukt dat niet omdat hij de boor weer in mijn mond zijn werk laat doen.

Ik heb mijn jas aan en we wisselen nog wat laatste woorden. In de wachtkamer zit al iemand klaar om mijn plaats in de stoel over te nemen.

“Het is een hoop werk,” merk ik op. “Ik hoop maar dat je niet al die moeite doet voor slechts twee jaar.”

“Je redt het toch nog wel een tijdje?” informeert hij.

“Ik doe mijn best,” antwoord ik.

“Hoe gaat het dan nou?” vraagt hij licht ongerust.

“Onder controle,” verzeker ik hem snel. “En bij jou?”

“Door die hormonale behandeling is de PSA flink omlaag gegaan,” antwoordt hij. “Maar mijn wervels zitten vol met witte stippen.”

Ik wijs op mijn ribben links, op mijn heup en knie rechts, breng mijn arm via een ingewikkelde beweging naar achteren om bij mij de wervels aan te wijzen waar de terroristen zich in mijn lichaam hebben verschanst en hun kans afwachten.

“Als ik weer die vreselijke pijn in mijn rug krijg,” zegt hij, “wil ik niet verder. Dat je de hele nacht door je huis loopt te dwalen hopend dat de pijn verdwijnt.”

“Ik heb ook een lijn getrokken,” zeg ik. “Daar wil ik niet voorbij, want ik vermoed dat er daar geen menswaardig leven meer is.”

“Maar hoe?” vraagt hij.

“Pentobarbital,” leg ik uit. “Als je huisarts niet wil, koop je het op internet en wordt het vanuit het buitenland via de post thuis bezorgd.”

“Ik ga het onmiddellijk bestellen,” zegt hij.

Mijn vriend en ik, wij kijken elkaar aan en beginnen te lachen. Als jongens die samen in een hokje met een koptelefoon op hun hoofd zitten, luisterend naar muziek die we absoluut moeten hebben en iets bedacht hebben dat eigenlijk niet mag. Zullen we Blond on Blond uiteindelijk in onze parka-jas stoppen?