Het zijn meestal de sympathiekste mensen die het woord ´omdenken´ gebruiken, maar wat heb ik een weerzin om die acht letters achter elkaar te zetten. Woorden om de wereld verbeteren, uitgezonden als pogingen een ander perspectief, een ander paradigma op de kaart te zetten. Woorden die moeten helpen om ons te verzetten zich tegen de gevangenis van de stereotype ideeën die dagelijks via media, politici en duiders van het nieuws over ons worden uitgestort. Het zijn hulpkreten van degenen die zich niet prettig voelen om opgesloten te zitten in iemand anders´ gedachtenspinsels. Omdenken…

Het doet me denken aan Edward de Bono. Hij schonk ons zijn zes denkhoeden en de term ´lateraal denken´: zoektochten naar termen om de bestaande informatie opnieuw en anders ordenen. Jammer genoeg geloven mensen die omdenken of lateraal denken vaak dat je dan klaar bent, maar ze zien over het hoofd dat onze gedachten met in cement gegoten woorden onze hersenen vast hebben gezet. Je hebt een totaal andere taal nodig, bevrijd van de ankers van de belangen, los van de angsten die ervoor zorgen dat we onze standpunten niet op kunnen geven, ongehinderd door de dromen van de wereldverbeteraars die utopia van prachtige woorden voorzagen. En cultuur is het slagveld waar bepaald wordt of iemand een vrijheidsstrijder of een terrorist is, waar de mannen en vrouwen in die gekleurde kleding en met een roe in de hand een zwartepiet of een schoorsteenpiet worden genoemd.

Echte schrijvers doen dat in hun dagelijks gevecht met de werkelijkheid die ze niet willen accepteren en ik ben arrogant genoeg mezelf daartoe te rekenen. Ik doe dat vooral om de kankersomberaars te slim af te zijn. Ik wil een taal creëren om de dood uit ons leven te weren, om de ziekte te verlossen van het noodlot, om mijn aanwezigheid te vieren zolang het kan.

Ik herinner me de dag in 2003 dat er biopsieën genomen moesten worden om te zien hoe kwaadaardig de kanker in mijn prostaat was. De uroloog schoof de loop van zijn revolver in mijn anus. Elke keer dat hij de trekker overhaalde en door de darmwand heen een hap weefsel uit mijn prostaat knipte, hoorde ik een knal. Ik gaf geen krimp. “Doet het geen pijn?” vroeg Marion enigszins van haar stuk gebracht door de gewelddadige scene waarvan ze getuige was, maar ik dacht alleen maar: “Wat kan het ergste zijn dat er gebeurt en pijn doet geen zeer”. Met mijn woorden leek ik de situatie de baas te zijn.

“Nee hoor meis,” zei ik.

“Nou ik zie anders wel steeds je tenen samenknijpen,” zei de schutter die tot dat moment gezwegen had. Het was alsof hij me duidelijk wilde maken dat ik niet net moest doen of het een lolletje was.

Maak je geen illusies. De wetenschap heeft vastgesteld dat je toch doodgaat en dat een biopsie pijn doet, dat kanker de vorst aller ziektes is, dat we bang en waakzaam moeten zijn om het monster op tijd te betrappen, dat we zo zullen lijden dat we uiteindelijk blij zijn dat het is afgelopen. Dat moeten we geloven omdat wij mensen met kanker gegijzeld worden  door die werkelijkheid en op die manier zorgen dat tienduizenden mensen hun brood kunnen verdienen, hun wintervakanties kunnen plannen en hun kinderen kunnen laten studeren. Er is een wereld van nietkankeraars die het wil houden zoals het is en met hun bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden ons onze plek wijst.

Zouden we als we niet bang voor de dood zijn, misschien andere keuzes maken? Chemokuren die geen zin meer hebben weigeren om ons te concentreren op het leven dat we nog hebben? Ik weet het niet. Ik ben slechts de schrijver, de man die de woorden achter elkaar zet. Sinds ik begon erover te schrijven heb ik mijn best gedaan een taal te vinden die er een ander verhaal van kan maken. Het is niet afgelopen voordat het boek uit is.

Wie de taal bezit, bezit de werkelijkheid.

Deze week schreef iemand me over zijn ervaring met de zorg. Hij wilde praten met zijn arts over de kwaliteit van leven, die veroorzaakt wordt door de behandeling van de prostaatkanker. Hij schreef: “Als ik hier over praat met mijn oncoloog dan zegt hij: wees blij dat je er nog bent…”

Ik zie de leuke, realistische uroloog het zeggen. Hij heeft geen zin om lateraal te denken, want de uroloog weet niet wat hij precies aan de man die over zijn gemiste orgasmes wil praten moet zeggen. Het gebied waar hij niets over weet behoort niet tot de realiteit van de wetenschappelijke uroloog en zijn woordenschat schiet te kort. Fijn dat je er nog bent? Ik heb vergeten de man terug te schrijven dat hij zijn uroloog zou moeten antwoorden: “Stel dat jou het zou overkomen, wat zou jij dan doen om je seksuele identiteit te behouden? Wat zou jij aan je partner willen vragen, hem of haar uit willen leggen? Hoe zou je ermee om gaan?” Ik zie de arts schrikken. Het is een wereld waar hij niet naartoe wil. Hoe vaak doen hij en zijn vrouw het nog, terwijl hij niet eens de chemische castratie ondergaat? Omdenken, omkleden, omtoveren. Kanker? Het is een deel van je leven, maak er geen vijand van, want je komt nooit meer uit zijn klauwen.