Mijn moeder is ontsnapt. Op dinsdag zag ze kans om uit het verpleeghuis te verdwijnen en ze ging op zoek naar het huis van haar moeder. Met haar rollator komt ze relatief snel vooruit en omdat ze de stad waar ze haar leven lang gewoond heeft op haar duimpje kent liep ze ook de goede richting in. Daar heeft ze geen tomtom voor nodig.

In het tehuis miste niemand haar en toen ze moe werd en bij de slager langskwam ging ze er naar binnen waar ze plaats nam op een bankje. Hoewel ik vegetariër ben zou ik deze man toch willen prijzen, want toen ze hem zei dat ze moe was en vroeg of hij haar naar de Albert Cuypstraat 31 kon brengen, nodigde hij haar uit in zijn auto en reed mijn moeder naar het genoemde adres. Zij mag dan 94 jaar oud zijn en al lang niet meer weten wat voor dag het is, de straatnaam en het huisnummer van de woning waar ze haar jeugd doorbracht en waar ze later met man en kinderen opnieuw ging wonen, vergeet ze nooit.

Nadat ze aangebeld had deed de huidige bewoner open. “Is mijn moeder thuis?”, “Mag ik naar mijn moeder toe?,” of iets anders van deze strekking had mijn moeder gevraagd, maar de dame die de deur open deed kende mijn grootmoeder niet. Die overleed namelijk in 1963 en woont daar al heel lang niet meer. Dat is ook zo lang geleden dat ik me niet eens herinner waar ze begraven werd en ik vermoed dat het komt omdat de kinderen niet mee mochten omdat de emoties ons wel eens te zwaar zouden kunnen vallen. Ik was nota bene al vijftien. Dat is echt wel een leeftijd waarop je de dood onder ogen durft te komen. Die kan je toch niets maken. Alleen de toekomst bestaat als je die leeftijd hebt en die duurt voor altijd.

Mijn moeder begon te huilen. Al een paar jaar zegt ze dat ze naar haar moeder wil. Toen ze nog niet in het verpleeghuis zat had ze al een paar pogingen ondernomen haar moeder te vinden en was ze ´s nachts aangetroffen met haar rollator onderweg door de donkere en verlaten stad. Door hulpvaardige mensen werd ze teruggebracht naar de buitenwijk waar ze toen woonde. Nu was ze er dan eindelijk in geslaagd weg te komen uit het tehuis en aan te komen bij het adres waar ze met haar moeder had gewoond, maar bleek haar moeder er niet te zijn. De dame was echter slim genoeg om te begrijpen dat mijn moeder iets met het huis moest hebben en ze nam haar mee naar de buren. Die hadden tientallen jaren naast mijn moeder gewoond en bezoeken haar nog jaarlijks als ze jarig is. Bij hen dronk mijn moeder een kopje koffie, maar moest nog altijd huilen, want voor hen was ze niet gekomen. “Ja, jullie wonen op 33” zei ze.

Uiteindelijk werd ze opgehaald en teruggebracht naar de plaats waar ze officieel staat ingeschreven: het verpleeghuis waar ze een deur hebben met een code die zelfs ik niet kan onthouden. Verbijsterd over zoveel domheid zegt de receptioniste van het gebouw als ik voor de zoveelste keer kom vragen wat de geheime cijfercombinatie is die vrije doorgang verschaft “De postcode!” Mijn moeder zit vaak bij de deur waar mensen die het getal met vier nummers kennen onbezorgd in en uit lopen. Misschien heeft ze daar gebruik gemaakt van de mogelijkheid die zich aandiende.

Het was maar goed dat ze de terugweg naar het verpleeghuis niet weer hoefde te lopen, want met haar hamertenen is dat geen pretje. Het deed een beetje pijn.

In het verpleeghuis heeft men nu een GPS in de rollator gezet. Mocht ze nog een poging ondernemen dan zal ze snel teruggevonden zijn, misschien nog wel voor ze een straat met andere postcode heeft bereikt. Toch weet ik zeker dat ik op een nacht opgebeld zal worden en dat iemand me vertelt dat mijn moeder definitief naar haar moeder is en er niet over denkt om nog terug te komen.