In het ziekenhuis kijk ik door deur van de onderzoekkamer naar mijn schoonmoeder. Voor de tweede keer in een week ligt ze daar. Ik sta veilig in de gang waar de mensen die zich nog gezond noemen heen en weer lopen. Zij ligt op een plaats van waar er geen weg meer terug is. Haar pijn klinkt als een schreeuw om hulp. Sinds het overlijden van haar man, viereneenhalf jaar geleden, heeft haar leven zijn glans verloren. Door haar katholieke opvoeding weet ze dat ze door moet gaan. Door naar wat?
Wat er nog gebeurt in haar leven is te onbelangrijk om te onthouden. Sommige mensen noemen het Alzheimer, maar dat woord wil ze niet horen. Voor haar is het vergeten onlosmakelijk verbonden met het einde van een huwelijk. De andere helft van haar herinneringen is verdwenen. De ankers hangen los en hebben zich na het heengaan van de man met wie ze bijna 60 jaar heeft geleefd niet meer vastgehaakt in wat voor anderen zo belangrijk lijkt: het heden.
Ik ben de extra dokter die vijf kilometer bij haar vandaan woont en help zo veel als ik kan, maar laat de beslissingen graag over aan de huisarts. Elke morgen als ze opbelt om te vertellen dat ze door de pijn niet kan lopen en zich kruipend over de grond naar de pot heeft gesleept ga ik naar haar toe. Uit bed helpen, haar overhalen eruit te komen, wat oefeningen om haar verkrampte rug op te rekken, maar het zeer dat zich in haar lijf heeft genesteld verdwijnt niet. Vorige week heeft de ambulance haar naar de eerste hulp bracht, maar daar kon men niets vinden en dus moest ze gewoon weer naar huis. Ze herinnert het zich niet meer. Als iemand haar vraagt in welk jaar we leven antwoordt ze 2011. Is haar leven daar stil blijven staan? Ze wil alleen nog in bed liggen en huilt als ik zeg dat ze echt meer moet bewegen. Ze hunkert naar gezelschap maar ligt in de tweepersoonsbed omhelsd door de eenzaamheid.
Haar man komt nooit meer bij haar, ook niet in haar dromen. Er komt zelfs een lichte jaloezie bij haar op als ze hoort dat een van haar kinderen over hun vader heeft gedroomd.
Als ik door de half open deuropening naar haar kijk, vraag ik me af of we allemaal op een dag in bed willen blijven liggen omdat de buitenwereld ons angst inboezemt, we liever slapen dan leven, maar niet in staat zijn om hardop te zeggen dat het niet meer hoeft. Een week lang ben ik elke ochtend bij haar gekomen in de hoop eindelijk weer haar lach te zien, ze haar kleren aan zou trekken en me vertellen dat de pijn is verdwenen. Er veranderde niets, ook niet toen ze een morfinepleister kreeg. Daarom gaan we terug naar het ziekenhuis.
Terwijl zij vorige week daar lag voor de uitgebreide reeks onderzoeken heb ik zelf mijn bloed laten prikken. Het was weer tijd om te zien of mijn prostaatkanker actiever is geworden. Ik hoop dat de medicijnen hun werk nog doen, maar nog liever zou ik willen dat mijn PSA onder de vier komt en ik weer kan stoppen met de medicijnen die van mij een half mens maken omdat mijn vitaliteit wegglipt. Mag het alsjeblieft drie komma negen zijn zodat ik weer een paar maanden buiten mag spelen met de andere kinderen die de dood niet vrezen. Als ik eindelijk even tijd heb om tussendoor mijn uroloog te vragen wat de uitkomst van de test is laat hij weten dat het wel weer een beetje gezakt is, maar ik zie zelf wel dat het lang niet zo laag is als ik had gehoopt. Zoveel risico´s op nog meer uitzaaiingen durf ik niet te nemen. Geef me de prik maar weer.
Ze blijft deze tweede keer in het ziekenhuis omdat de geriater goed ik kaart wil brengen wat er aan de hand is en hoe we haar optimaal kunnen helpen. Bij wat? Als de arts die haar behandelt vraagt of ze gereanimeerd moet worden zeg ik dat het niet hoeft en dat ik vermoedelijk namens de familie spreek, maar dat ik zeker ben dat mijn schoonmoeder het zelf niet wil. “Vraag maar aan haar,” zeg ik. “Maar vraag dan of ze als het ineens heel slecht met haar gaat ze naar haar man wil of bij haar kinderen wil blijven. Dat begrijpt ze misschien beter.”
Als de vraag aan haar gesteld wordt zegt ze heftig “Nee, ik sta nog in het volle leven”.
Door de deur zwaai ik naar haar. Ik ga thuis om met Marion, mijn zoon en mijn kleindochter te eten. Zij blijft daar met haar pijn en een morfinepleister die haar verwarde ziel niet meer verlicht.
Dag Yvan,
Ik lees je stukjes al ‘n tijd en wilde dit toch even kwijt. Heel herkenbaar dit verhaal wat betreft schoonmoeder, maar ook PSA die omhoog gaat. De medicijnen werkten 2 jaar lang onderdrukkend, waarschijnlijk ga ik ook aan de prik. Bon we houden de moed er in
met dank
Dag Ivan, mijn hart breekt als ik jouw stukken lees. Ik leef heel erg met jullie mee. Ik ken het. Ik ben samen met mijn man Henri 8 jaar mantelzorger geweest voor mijn moedertje die in die jaren heel snel de weg kwijt raakte. Met één groot geluk, ze had daarbij wel ouderdomskwalen maar geen heftige pijnen zoals Jacqueline. Ik hoop heel erg dat ze in ieder geval daar iets aan kunnen doen. Lieve groet, Mady
Is het misschien niet beter als zij bij een van jullie in huis komt wonen. Dan heeft zij gezelschap als zij daar zo naar hunkert. Thuis wordt haar natuurlijk alles aan (oom) Alex herinnerd. Sorry als je vindt dat ik het allemaal beter weet, was niet mijn bedoeling. Liefs
Loraine