Er is altijd een begin en een einde. Tenminste, in de verhalen die mensen elkaar vertellen. “Er was eens..” en dat loopt door tot “..en ze leefden nog lang en gelukkig”. Hoe lang lang zal zijn weten we niet. In de tijd van Julius Caesar werden mensen gemiddeld 32 jaar en vrouwen die nu geboren worden hebben grote kans dat ze de honderd halen. Op je dertigste heb je alles al een keer gezien en maak je alleen nog herhalingen mee. De eerste keren zijn voorbij.
Aan mijn kleindochter vraag ik of ze wel eens koffie heeft gedronken. Ze kijkt me verbijsterd aan. “Ik ben pas acht,” zegt Helena. We zitten op het terras van Grand Café Brinckman in Haarlem. Ik heb aan die plek goede herinneringen omdat op vakantiedagen als het leven voor mijn moeder te druk werd, ik mee mocht met mijn vader die handelsreiziger was en de hele wereld rondreisde. Van Amersfoort reed hij in het voorjaar naar Haarlem of Den Haag met koffers vol badmutsen en zonnebrillen. In de auto wachtte ik geduldig op het moment tot hij klaar was met zijn werk. Samen gingen we dan ergens iets drinken en daarbij de door mijn moeder meegegeven boterhammen opeten. Meestal vergat mijn vader ze expres in de auto en kreeg ik een broodje kroket, terwijl hij er een halfom nam. Met Bert mijn vader – mijn tweede naam Norbert kreeg ik door hem – dronk ik bij Brinckman mijn eerste koffie en ontdekte dat ik het niet lekker vond.
“Doet u maar twee koffie decaf verkeerd,” zeg ik tegen de serveerster.
Even later staat het voor ons. “Wacht maar even tot het wat afgekoeld is,” adviseer ik Helena. “Anders brand je je mond nog.”
We hebben veel tijd. Ik heb haar om twee uur afgehaald bij het sportveld waar de sportdag werd gehouden en om half acht gaan we samen beginnen aan de intocht van de avondvierdaagse. We hebben al een tegenvallende film in de bioscoop gezien en nog alle tijd. Ik neem een foto van dit eerste koffiemoment in haar leven en zij fotografeert mij. Na één slok weet ze het al en ik drink twee koffie verkeerd waarna ik voor haar chocomel bestel.
De volgende dag haal ik mijn moeder op. Ze zit in de gezamenlijke ruimte van het verpleeghuis en kijkt voor zich uit.
“Mam,” zeg ik.
Ze kijkt op. “O Ivan, kom je me halen,” zegt ze enthousiast. “Wat fijn. Ik ken hier niemand en dacht waarom komt er niemand.” De verpleegkundige zegt nog even snel tegen me dat mijn moeder erg gespannen is omdat ze over een week gaat verhuizen naar een ander huis. Mooiere tuin, kleinere groepen en in het centrum van de stad waar ze al 94 jaar woont. Of mijn moeder zich eenzaam voelt in het ene of het andere huis maakt voor haar denk ik niet veel uit, maar voor ons kinderen is het een opluchting niet meer naar het huis te gaan waar alles in de verkeerde kleuren is geschilderd. Ik ben er niet graag en vlucht er al snel weer weg. In mijn haast om weg te komen zie ik later dat ze haar pantoffels nog aan heeft.
“Woon je ver weg?” vraagt ze.
Ongeveer twintig minuten rijden,” antwoord ik haar.
“Woon je nu in bij je broer?” wil ze weten.
“Nee mama,” leg ik haar uit. “Ik heb een eigen huis. Daar ben je al vaak geweest.”
Ze is stil en ik krijg het gevoel dat ik onzin verkondig. Geconcentreerd kijkt mijn moeder naar de verkeersborden alsof ze de route in haar leven niet kwijt wil raken en bij elke afslag informeert ze waar we naar toe gaan. Hoe komt ze ooit nog terug waar ze de reis begon? Steeds vaker heeft ze het over haar moeder, maar de naam van haar man is ze vergeten na bijna veertig jaar weduwe te zijn geweest.
“Woon je in Amersfoort?”
“Nee mam, daar woon jij.”
“Woon je in Leusden?”
Ze kan nog prima lezen, maar de plaatsnamen zijn abstracties en misschien wacht ze op bestemmingen zoals hemel of hel. Zo gelovig was ze echter niet en sinds ze uit de gemeenschap der mensen is verdwenen, is ze ook uit die van god weg.
“Woon je in Soesterberg?”
“Nee mam. Ik ga daar even mijn schoonmoeder halen. Jacqueline.”
Ik merk dat ze niets begrijpend naar me kijkt.
“De moeder van Marion weet je wel.”
Ze weet niets meer en begint te huilen. “Sorry Ivan. Ik weet het allemaal niet meer. Sorry.”
“Dat geeft toch niet mam,” probeer ik haar te troosten. “Je hoeft ook niet alles te onthouden.”
Ook niet wanneer je je eerst kopje koffie kreeg en van wie.
Een ontroerend verhaal. Om haar liefdevol en geduldig steeds weer te antwoorden kost vask energie is mijn ervaring.
Mooi geschreven.