Met onze vrienden uit Bali hadden we op het terras van het hotel waar ze in Amsterdam verbleven afgesproken. Ze hadden de ontspannende bries van het eiland nog in hun gezicht en wij het verlangen naar de tropische avond in onze ogen. Onze vriendschap gaat zo´n veertig jaar terug – naar de tijd dat we de aarde rondtrokken om te ontdekken wie we waren – en we zien elkaar met tussenpozen, hebben elkaars kinderen als baby´s op schoot gehad en de foto´s van de kleinkinderen bewonderd. We aten samen, speelden tennis, vierden oud en nieuw met hen en woonden huwelijken bij, terwijl we alle vier steeds maar ouder werden in een wereld die ons voorspoed en pijn bracht. We hadden alles meegemaakt van wanhoop tot overwinningsroes, de wegen waarop we verdwaalden tot het bericht over de hoofdprijs. We waren medepassagiers in de voortrazende trein, die elkaar eraan kunnen herinneren wat we vanuit het raam hebben gezien, omdat we getuigen waren van iets dat er even was maar al snel geschiedenis werd. Vanaf de begroeting spraken we alsof er nog geen dag sinds onze vorige ontmoeting was verlopen. We hadden de hobbels van het leven achter ons gelaten en lachten alsof het enige dat ons nog dwars zou kunnen zitten de dood is.

“Hoe gaat het?” vroegen we aan elkaar. “Ook met de gezondheid?” Ja, juist ook met de gezondheid. Onze gezwellen en chronische ontstekingen bestaan niet meer.

De kwalen van het ouder worden zijn ons niet bespaard gebleven en even overwoog ik uit te leggen hoe de hormonale behandeling van mijn prostaatkanker aan mijn spieren vreet, maar we klonken nog een keer op onze vriendschap. De volgende dag zouden zij al weer in het vliegtuig zitten

Ik voelde de ochtend na onze gevierlijke vreugde de pijn in heupgewricht en spieren.  Het is kiezen of delen voor me. Als ik op mijn gat blijf zitten ga ik dood aan het wegebben van de vitale functies in mijn lichaam. Niet aan de kanker, maar aan de behandeling. Zou ik van de therapie afzien dan wacht me waarschijnlijk een snelle heldendood als rebelse kankerpatiënt. Ik heb voorlopig gekozen voor de lengte van dagen en die komt met de bijwerkingen die nauwkeurig opgesomd worden in de bijsluiter die ik inmiddels uit mijn hoofd ken.

Deze week zag ik een artikel in Nature waarin een beloftevolle behandeling van de sarcopenia – een dokterswoord voor de spierafbraak waarmee ik te maken heb – wordt beschreven. Het gaat om een hormonaal product dat we zelf maken en dat wereldberoemd geworden is onder de koosnaam knuffelhormoon. Oxytocine, het hormoon dat vrij komt bij de geboorte van een kind, bij het borstmelk geven, bij een orgasme, als de hond je met een schuine kop aankijkt, als je iemand een hand geeft. Het zorgt ervoor dat mensen iets met elkaar hebben (bonding zeggen de Engelstaligen). Wie had kunnen bedenken dat het ook goed voor de spieren is?

Er zijn al onderzoeken met de oxytocinespray voor gebruik bij autisme, schizofrenie of dementie, maar het zal nog wel even duren voor het bij die aandoeningen echt gebruikt mag worden. En nu is er ook een aanwijzing dat het ons – arme prostaatkankertobbers – kan helpen tegen de spierafbraak. Onderzoekers gaven prikken met oxytocine aan oude muizen om te zien of ze meer spierweefsel aanmaken. Hoe kunnen die mensen dat, want na vier dagen geven ze ook nog een klap met de hamer op de muizenspiertjes om te zien of die vijf dagen later hersteld zijn. Bij de oude muizen die oxytocine kregen wel. En het veroorzaakt geen kanker.

Wondermedicijn. Dat wil ik hebben. Heeft iemand nog ergens een spuitbus liggen? De spieren blijven immers goed, er is geen grotere kans op diabetes typetje twee, maar natuurlijk word ik ook een stuk aanhaliger, want de bijwerkingen van dit middel zijn ook erg aantrekkelijk. Steeds verliefd, gek op kinderlachjes, aardig tegen de groenteboer, niet chagrijnig in het verkeer. Het verkleint ook nog eens de kans op dementie, iets dat je natuurlijk niet zo graag wilt hebben. Ik kan gewoon niet wachten, maar het is er nog niet.

Zo lang het nog niet beschikbaar is, maak ik het daarom maar zelf. Laat me de liefde bezingen: haar zachte hand die mijn nek streelt, de welving van haar borsten, mijn sneller kloppend hart als ze me aankijkt zoals alleen zij dat kan, de geur van jonge dieren in een bos waar het net geregend heeft en de bewegingen die we kennen als geen andere. Vanuit het bekken en de bovenbenen. Zonder pijn want we zitten vol oxytocine, trouwens ook van een handvol andere hormonen – behalve dan de testosteron. En als we zonder besef van tijd later samen naar het plafond in de slaapkamer kijken, bang de stilte te verbreken met overbodige woorden denken we allebei: “We werken te hard, moeten meer vakantie nemen. Laten we naar dat eiland waar we gelukkig waren vliegen om de liefde onder een muskietennet en bij kaarslicht te bedrijven.”