De reis van de Antillen naar Amsterdam voelt als die van Majoor Tom in zijn conservenblik, ´far from the world´. Daar beneden controleren ze of hun klokje gelijk loopt, maar die van mij hier boven staat stil tussen de Caraïbische en West-Europese tijdszone. Sinds ik hoorde over die prostaatkanker heeft mijn polshorloge trouwens toch steeds meer afgedaan als middel om de tijd te volgen en is het uurwerk waarmee ik leef dat van PSA-uitslagen en zwarte stippen op de scans. Gevangen in het netwerk van de levensklok ben ik niet in staat om vast te stellen waar ik op mijn reis ben. Waar het begon herinner ik me  wel, maar wanneer het ten einde zal zijn, dat vraag ik me met enige regelmaat af.

Het komt waarschijnlijk omdat ik – om de duur van de vlucht wat te bekorten – naar de film ´All is lost´ met daarin Robert Redford kijk. Ik waarschuw maar even: daar krijg je zulke gedachten van. Rob zeilt alleen over de Indische oceaan en botst gedurende de nacht op een losgeslagen Koreaanse container die vol zit met eigentijdse sneakers voor Europeanen. Het grote gat in de zijwand van zijn zeilboot is als de kanker in het lijf van een man op leeftijd. Of als het plotselinge inzicht van iemand die begrijpt hoe hij meegeholpen heeft het milieu te vernietigen. Hoe moet hij dit in hemelsnaam oplossen? Aan boord heeft hij een kistje met een lijmachtige vloeistof en een kwast waarmee hij met stukken hout en plastic een nieuwe wering tegen het zeewater maakt. Het is onvoldoende en de storm die over hem heen dendert is de chemokuur om zijn leven te redden, maar die hem uiteindelijk meeneemt. Voedsel en water raken op, twee passerende schepen passeren hem. De zwaaiende Robert op zijn reddingsvlot wordt niet gezien of misschien wil de kapitein van het schip geen tijd verliezen en negeert hem. Uiteindelijk vat zijn reddingsboot vlam als hij voor de zoveelste keer – ditmaal met behulp van de brandende bladzijden van zijn dagboek – de aandacht probeert te trekken van een passerend schip.

Er zit nauwelijks tekst in de film. Robert Redford schreeuwt een keer “fuck” en noteert in het begin van de film in zijn dagboek: “I’m sorry. I know that means little at this point, but I am. I tried. I think you would all agree that I tried. To be true, to be strong, to be kind, to love, to be right, but I wasn’t.”

Ik een man op een zeilboot? Natuurlijk niet. Ik weet niet eens hoe je zo´n vaartuig moet besturen. Maar die laatste zin gaat door merg en been. We hebben het geprobeerd, maar als we heel eerlijk zijn dan weten we dat we gefaald hebben. Het zou zo op mijn graf kunnen, maar dat is prematuur want ik heb zelfs nog niet besloten of ik niet liever gecremeerd wil worden. Bij voorkeur zou ik in een graf naast Marion liggen, maar die wordt wel negentig. Dan moet ik tot ze komt er wel lang in mijn eentje wachten. Wie weet ontmoet ze nog iemand met wie ze liever in een graf ligt en dan maak ik het haar wel erg moeilijk. Cremeren is beter.

Slapen lukt na de film niet meer en ik zet muziek op in de hoop dat ik wegzak in een droom waarin de tijd verdwijnt. “Dit jaar is het 85 jaar geleden dat Jacques Brel geboren werd” wordt me verteld. Vervolgens passeren alle liedjes van de nimmer overtroffen meester van het levensgevoel van mijn jeugd. Ik ken ze allemaal uit mijn hoofd en zonder geluid te maken beweeg ik de lippen mee.

Het is 1971 op mijn zolderkamer. Marion is er voor het eerst en ik heb mijn lievelingsplaat van Brel opgezet. Waarom liet ik haar toen al meteen “Ne me quitte pas”  horen? Maar ze kreeg het einde – over de man die al tevreden is dat hij als de schaduw van haar hond in haar omgeving mag zijn – niet te horen, want ik lichtte de arm van pick-up op om hem neer te zetten bij het derde nummer van de langspeelplaat ´Quand on a que l’ amour´. Maar ook dat duurde niet zo lang want vervolgens wilde ik `Le moribond´, het lied van de stervende man over zijn vrouw , zijn vriend, de pastoor en die akelige minnaar Antoine, opzetten. “C’est dur de mourir au printemps tu sais.” Brel´s liederen waren zo raak, gingen zo over wat ik hoopte, verwachtte en vreesde in mijn leven dat net begon. Die chansons ben ik mijn leven lang blijven zingen, in de auto, bij de afwas of zo maar om mezelf te troosten.

Het zal ook wel komen door het gebrek aan frisse lucht in het vliegtuig dat ik zo nostalgische word. Daarom ben ik blij dat de stewardess de tijd van de mensen die nog niet weten dat ze uiteindelijk dood zullen gaan bij me terugbrengt. “Wat wilt u als ontbijt?”

“Doe maar fruit, een vegetarische omelet en thee.”

Ik ben nog lang niet klaar, want ik ben er nooit in geslaagd dat ene waarachtige over de liefde en de dood op te schrijven. Alles is nog niet verloren. Geef me nog wat jaren om te oefenen, zodat ik er voor ook mijn reddingsboot afbrandt in zal slagen.