“Ken je mijn man misschien?” vroeg de vrouw me. Ze keek me gespannen aan, hopend op een bevestiging, maar de naam die ze noemde zei me niets.

“Ik geloof dat ik die naam wel eens ben tegengekomen, maar ik weet het nu even niet zo goed meer,” antwoordde ik.

Het was op Curaçao waar ik betrokken was bij een nascholingscursus voor Antilliaanse artsen. Ze had een levendig gezicht en stralende open, maar toen ze over haar man sprak werd haar uitdrukking bedroefd. “Hij heeft vasculaire dementie,” zei ze. “Wat erg,” reageerde ik geschrokken. “En zo jong nog.” Daarbij ging ik er vanuit dat haar echtgenoot, die arts was, even oud als zij was.

Ze noemde een paar artikelen die hij geschreven had, alsof ze hem zo in leven wilde houden. Niet vergeten en niet vergeten worden.

Die zelfde dag ontving ik het bericht dat Irene Fernandez, een voormalig onderwijzeres met Indiase achtergrond, die opkwam voor vrouwenrechten in Maleisië, overleden was. Hoewel ik al een paar dagen daarvoor gehoord dat ze met spoed was opgenomen op de intensive care met hartfalen, kon ik me niet voostellen dat het fataal af zou lopen. Hoe kon die leeuwin, die de Ramon Magsaysay Award, bekend als de Aziatische Nobelprijs, had gekregen, eredoctoraten had ontvangen en overal ter wereld uitgenodigd werd om te spreken over vrouwen- en migrantenrechten, zo maar dood gaan? Ze was net zo oud als ik. Jong nog.

In 1990 ontmoette ik haar voor het eerst tijdens een workshop in Bangkok die ik moest faciliteren. Hoe moesten de Aziatische organisaties reageren op de uitdagingen van de beginnende aidsepidemie? Mensenrechten, de economische boom van het werelddeel met grote verschillen tussen de landen onderling, de verstedelijking en de enorme migratie, daar ging het allemaal om. Maar hoe maakte je daar nu een alles omvattend programma van? Samen hebben Irene en ik toen het netwerk voor gezondheid, mensenrechten en migratie in Azië opgezet.

We waren zo druk dat we  niet eens door hadden dat buiten het hotel waar we werkten een staatsgreep werd gepleegd en tanks door de straten reden. Marion belde me verontrust op en vroeg of ik veilig was. Ik begreep de vraag niet eens.

Hert netwerk groeide en de persoonlijke betrokkenheid werd steeds groter. Irene werd vanwege de gezamenlijke activiteiten gearresteerd. Ze zat in de gevangenis en moest honderden keren naar de rechtbank voor de langste rechtszaak in Maleisië ooit. En ik merkte op een dag dat ik in korte tijd een andere man was geworden die  voortdurend in een vliegtuig op weg was. Workshops, trainingen, conferenties, vergaderingen, maar ook op een dag heen en weer om zo snel mogelijk de steeds vaker optredende conflicten op te lossen. Elf uur ’s morgens weg uit van Schiphol, zeven uur de volgende ochtend op het vliegveld in Kuala Lumpur, om negen uur op het kantoor van de organisatie om de hele dag te praten en oplossingen te vinden, en diezelfde avond met de vlucht van twaalf uur terug naar Amsterdam en dan de volgende ochtend vroeg ontbijten met Marion. Toen ik kanker kreeg was mijn eerste gedachte dat mijn arme prostaat op hol geslagen was door de hormonale achtbaan van mijn interne wekker.

In de meeste Aziatische bilaterale verdragen staan afspraken over de rechten van migranten en in het bijzonder over toegang tot zorg. Internationale organisaties hebben migratie en gezondheid allemaal op de agenda gezet. En in een paar jaar trainden we allerlei organisaties om te rapporteren over de stand van zaken. Met Irene verdwijnt een getuige van wat we wisten te bereiken.

Ik begrijp die vrouw in Curaçao zo goed. Wij hebben getuigen nodig van onze heldendaden anders zijn het alleen maar anekdotes. Door erover te vertellen blijven degenen die sneuvelen nog een beetje in leven. Als ik thuis ben ga ik haar echtgenoot via google zoeken en lezen wat hij geschreven heeft. Dat moeten we voor elkaar doen.